Dit is een andere feitelijke situatie

05-11-2011 Print this page

B9 10375. Vzr. Rechtbank Amsterdam, 4 november 2011, KGZA 11-1641, News-Service Europe B.V. c.s. tegen Stichting BREIN (met dank aan Jacqueline Seignette, Höcker & Bastiaan van Ramshorst, BREIN).

Executiegeschil na Rechtbank Amsterdam, 28 september 2011, B9 10203 (De Usenet-zaak: o.a zelfstandige inbreuk op de auteursrechten door Usenet Service Provider NSE). NSE vordert i.c. een verbod op de tenuitvoerlegging van het vonnis, omdat het evident in strijd zou zijn met recente jurisprudentie, waaronder de HVJ EU-arresten Premier League (na het vonnis gewezen) en‘Oréal/ Ebay. De vorderingen van NSE worden allen afgewezen.

 “NSE heeft zich niet uitgelaten waarom, en zo ja op welke wijze, de feitelijke situatie van haar werkwijze overeenkomsten vertoont met die in het Premier League arrest.” Over Bellure is reeds gedebatteerd in de procedure en “anders dan NSE heeft betoogd heeft de rechtbank dan ook tijdig kennis kunnen nemen van dat arrest.”  “Dat NSE een andere mening is toegedaan over de toepasselijkheid van artikel 6:196c BW en ten aanzien van deze belangenafweging en de uitkomst daarvan, kan niet leiden tot toewijzing van de gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis.” 1019h Proceskosten (niet weersproken): €9.227,50.

Premier League: 4.5. De verwijzende procedure van het Premier League arrest betreft, aldus rechtsoverweging 153, het creëren van opeenvolgende fragmenten van voorbijgaande aard in het geheugen van een satellietdecoder en op de televisie die meteen worden gewist en vervangen door volgende fragmenten. Dit is een andere feitelijke situatie dan in het geschil tussen Stichting Brein en NSE. De rechtbank heeft immers in het vonnis overwogen dat NSE alfanumerieke bestanden voor langere tijd opslaat op haar servers en vandaar beschikbaar stelt aan de gebruikers van Usenet en in rechtsoverweging 4.10 geoordeeld dat de opslag de alfanumerieke bestanden niet van voorbijgaande aard is. NSE heeft dit niet ter discussie gesteld in deze procedure. NSE heeft zich ook niet uitgelaten waarom, en zo ja op welke wijze, de feitelijke situatie van haar werkwijze overeenkomsten vertoont met die in het Premier League arrest. De feitelijke verschillen in beide zaken zijn relevant voor de juridische beoordeling. Daarom kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat uit dat arrest volgt dat de beoordeling in het vonnis over de inbreukmakende activiteiten van NSE klaarblijkelijk op een misslag berust in de zin dat het in strijd met het bedoelde arrest zou zijn. De schorsing van de  tenuitvoerlegging van het vonnis kan dus niet worden toegewezen op grond van het beroep van NSE op het Premier League arrest.

Bellure: 4.7. Stichting Brein heeft onweersproken aangevoerd dat partijen in de procedure die heeft geleid tot het vonnis hebben gedebatteerd over de vragen en de conclusie van de advocaat-generaal die aan het HvJ EU in de L'Oréal/eBay zaak zijn voorgelegd. Anders dan NSE heeft betoogd heeft de rechtbank dan ook tijdig kennis kunnen nemen van dat arrest. Overigens houdt ook de verdere stelling van NSE, dat het vonnis evident in strijd is met het arrest en dat daarom sprake is van een juridische misslag, geen stand.

6:196c: 4.8.  De rechtbank heeft (…) gemotiveerd overwogen dat zij aan toetsing van artikel 6: 196c Burgerlijk Wetboek (BW) niet is toegekomen (overweging 4.32). Voor het overige heeft zij, uitgaande van de vastgestelde feiten, de regelgeving toegepast waarbij zij in overweging 4.40 van het vonnis de door NSE aangevoerde belangen bij het niet treffen van de door Stichting Brain gevorderde maatregelen ondergeschikt heeft bevonden aan de belangen vaan Stichting Brein bij het opleggen van die maatregelen. Dat NSE een andere mening is toegedaan over de toepasselijkheid van artikel 6:196c BW en ten aanzien van deze belangenafweging en de uitkomst daarvan, kan niet leiden tot toewijzing van de gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis. De door NSE geuite bezwaren tegen het vonnis zijn voor discussie vatbaar, zoals ook uit het verweer van Stichting Brein blijkt, en daarover kan in een executiegeschil niet worden beslist.

4.9. Overigens heeft NSE onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat Stichting Brein geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de tenuitvoerlegging van het vonnis. Dat NSE niet in staat zou zijn om eventuele inbreukmakende alfanumerieke bestanden te filteren van andere bestanden is niet zo’n omstandigheid. Bovendien is dit niet anders dan wat NSE heeft aangevoerd in de procedure die tot het vonnis heeft geleid (overweging 4.40).

4.10. Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van NSE niet worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.