€216,20 voor horeca-achtergrondmuziek

28-06-2012 Print this page

B9 11396. Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 juni 2012, HA ZA 12-60, Stichting Ter Exploitatie Van Naburige Rechten tegen Exploitatiemaatschappij [W] B.V.

Naburige rechten. Gelijkheidsbeginsel m.b.t. SENA-vergoedingen.  Procesrecht. Gedaagde [W] B.V., een horeca-onderneming, “maakt muziek openbaar’ en krijgt daarom een rekening van SENA. Ondanks aanmaningen wordt de rekening niet volledig betaald en vordert SENA i.c. betaling van het restantbedrag van €216,20. De rechtbank Utrecht heeft de procedure verwezen naar de rechtbank Den Haag. Die rechtbank is op grond van artikel 7 lid 3 Wnr bevoegd om van de vorderingen van SENA kennis te nemen.

Gedaagde betwist dat zij meer aan SENA verschuldigd is dan het reeds door haar betaalde bedrag dat overeenstemt met het tarief in de categorie ‘café/bar’ dat geldt voor leden van KHN en voert daartoe aan dat SENA in strijd handelt met de Wnr en met het gelijkheidsbeginsel door voor leden van KHN een lager tarief te hanteren dan voor niet leden zoals [W] B.V. Dat verweer wordt afgewezen.

De rechtbank is van oordeel dat SENA voldoende heeft gemotiveerd dat, voor zover er al sprake is van gelijke gevallen, het verschil in tarief dat geldt voor leden van KHN die deelnemen aan de KHN kortingsregeling ten opzichte van niet-leden van KHN of leden van KHN die daaraan niet deelnemen, wordt gerechtvaardigd omdat het onderscheid een legitiem doel treft. In feite is zelfs sprake van twee legitieme doelen; ten eerste een administratieve lastenverlichting voor SENA en ten tweede het doorschuiven van het debiteurenrisico naar KHN. Naar het oordeel van de rechtbank is de KHN kortingsregeling passend om deze doelen te bereiken en ook proportioneel. Dat bij gedaagde een gerechtvaardigd verteouwen is gewekt dat andere tarieven van toepassing zouden zijn is daarnaast niet aannemelijk gemaakt.

In verband met een processuele fout van SENA na de verwijzing (“de rechtbank sluit niet uit dat SENA welbewust de nieuwe conclusie heeft ingediend in plaats van de originele conclusie”) wordt SENA wel veroordeeld in de proceskosten. “In navolging van het in artikel 21 en 22 Rv bepaalde dat bij niet naleving van de waarheidsplicht dan wel van de plicht tot overleggen van nadere informatie de rechtbank daaruit de gevolgtrekkingen kan maken die zij gerade acht, vindt de rechtbank in de overtreding van artikel 34 lid 1 Rv door SENA aanleiding om SENA te veroordelen in de proceskosten.” (Liquidatietarief, €767,-) .

Lees het vonnis hier.