Wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de naburige rechten

16-07-2012 Print this page

B9 11472. Kamerstukken Tweede Kamer. Wijziging van de Wet op de naburige rechten in verband met de omzetting van Richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Europese Raad van 27 september 2011 tot wijziging van de Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en bepaalde naburige rechten,

Wijziging van de Wet op de naburige rechten: beschermingsduur van 50 naar 70 jaar en twee aanvullende maatregelen (overgangsfonds voor sessiemuziekanten en een non-usus bepaling).

De wijzigingsrichtlijn wijzigt de duur van naburige rechten van uitvoerende kunstenaars van muziekwerken en van fonogrammenproducenten. In verband daarmee is een wijziging van de Wet op de naburige rechten noodzakelijk. De gedachte achter de richtlijn is volgens de considerans dat uitvoerende kunstenaars hun carrière gewoonlijk op jonge leeftijd beginnen. De huidige beschermingstermijn van 50 jaar volstaat daarom volgens de richtlijn niet. De termijn van 50 jaar brengt met zich mee dat sommige uitvoerende kunstenaars aan het eind van hun leven worden geconfronteerd met een inkomensgat.

Om de bovenstaande reden wordt met de wijzigingsrichtlijn de duur van naburige rechten van uitvoerende kunstenaars van muziekwerken en van fonogramproducenten verlengd van 50 naar 70 jaar. De wijzigingsrichtlijn ziet alleen op de verlenging van naburige rechten op muziekwerken die zijn vastgelegd op een fonogram. De verlenging ziet niet op andere muziekwerken en evenmin op naburige rechten op audiovisuele werken zoals films.


Naast de verlengde beschermingsduur bevat de richtlijn enkele aanvullende maatregelen. Deze beogen een evenwicht te creëren tussen het voordeel van de verlengde beschermingsduur voor fonogrammenproducenten (platenmaatschappijen) en bekende artiesten enerzijds en de sociale en economische behoeften van minder bekende artiesten anderzijds.

De eerste aanvullende maatregel is dat de wijzigingsrichtlijn voorziet in de oprichting van een fonds waarop in de verlengde termijn, dus tussen vijftig en zeventig jaar nadat het fonogram voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of openbaar is gemaakt, een beroep kan worden gedaan door sessiemuzikanten die bij een dergelijke opname voor een eenmalig bedrag afstand hebben gedaan van hun rechten.

De tweede aanvullende maatregel is een non-usus bepaling. Deze behelst dat de rechten op de vastlegging van een uitvoering dienen terug te keren naar de uitvoerende kunstenaar indien de fonogrammenproducent ervan afziet om voldoende exemplaren van een fonogram voor de verkoop aan te bieden of dat fonogram voor het publiek toegankelijk te maken.

Lees het voorstel hier en de MvT hier. Volledig dossier hier.