Bevoegdheid grensoverschrijdende voorlopige voorziening

05-03-2015 Print this page
B913614

BIE februari 2015, p. 40-43, Arvid van Oorschot, Bevoegdheid grensoverschrijdende voorlopige voorziening, Reactie op Kelkensberg en Bremer: Inbreuk vs. Nietigheid in grensoverschrijdende gevallen; is de Nederlandse octrooirechter bevoegd? BIE, oktober 2014

"In hun artikel hanteren Kelkensberg en Bremer het voorbeeld van een octrooigeschil in Nederland tegen een Nederlandse gedaagde waarin een grensoverschrijdende voorlopige voorziening wordt gevorderd. Toepassing van de in de voorgaande paragraaf genoemde conclusie van de auteurs op hun voorbeeld zou betekenen dat de rechter bij een grensoverschrijdende voorlopige verbodsvordering op basis van octrooi-inbreuk, de Roche/Primus II leer6 toepast en zijn beslissing over het grensoverschrijdende deel van de vordering zal aanhouden totdat de bevoegde buitenlandse rechter over de geldigheid van het octrooi heeft beslist, of, wanneer de eiser daar niet op wil wachten, (het buitenlandse deel van) de vordering zal moeten afwijzen.

Ik deel deze conclusie van de auteurs niet en ben van mening dat art. 24 lid 4 herschikte EEX-Vo. niet in de weg staat aan het aannemen van grensoverschrijdende bevoegdheid ten aanzien van voorlopige maatregelen op basis van art. 4 herschikte EEX-Vo. (woonplaats op grondgebied lidstaat)."