Conclusie A-G Hammerstein: geen alleenrecht op verwerken van zes kleuren als zodanig

11-04-2014 Print this page
B912890
(Met dank aan Tobias Cohen Jehoram en Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek)

Conclusie A-G Hammerstein, 11 april 2014, zaak 12/05512, Rubik v Beckx.

Auteursrecht. In deze zaak claimt Rubik auteursrecht op het prototype van de beroemde Rubik’s Cube, die hij aanvankelijk ontwikkelde zonder de later bekend geworden felle contrasterende kleuren. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Rubik afgewezen nu op de meest basale vorm van de kubus geen auteursrecht rust, omdat de vormgeving daarvan technisch en functioneel bepaald is en de kubusvorm niet oorspronkelijk is (zie IEPT20111012). Het gerechtshof heeft dit bevestigd, maar oordeelde wel dat Rubik auteursrecht heeft op de combinatie van zes gekleurde vlakken, welke voldoet aan het oorspronkelijkheidscriterium, en dat Beckx (enkel) met haar keychain Magic Cube hierop inbreuk maakt (zie IEPT20120925). Tegen dit oordeel heeft Rubik cassatieberoep ingesteld.

De A-G concludeert tot verwerping van het principaal cassatieberoep en meent dat het hof de werktoets juist heeft toegepast en juist heeft geoordeeld dat de keuze voor de kubusvorm als technisch functioneel bepaald moet worden beschouwd en derhalve geen creatieve keuze is. De A-G stelt voor uit te gaan van een ruime beperkende werking van de ‘technische bepaaldheid’ ten aanzien van het auteursrechtelijke werkbegrip (rov. 2.12). Voorts dient de gedachte dat waar een keuze mogelijk is (in dit geval tussen een kubusvorm of een andersoortige vorm) direct sprake is van een subjectieve (en dus creatieve) keuze en dus van auteursrechtelijke bescherming van de hand te worden gewezen. Een dergelijke opvatting zou te zeer leiden tot een auteursrecht ‘op alles’ (rov. 2.15).

De A-G concludeert echter wel tot vernietiging van het arrest van het hof op grond van het incidenteel cassatieberoep. Voorop staat dat het hof Rubik geen alleenrecht kan toekennen op het verwerken van zes verschillende kleuren als zodanig. Het hof kan alleen auteursrecht toekennen op het resultaat van het combineren van die verschillende kleuren. Het punt is echter dat het hof dit laatste niet op eigen initiatief mag doen: Rubik heeft immers enkel naar voren gebracht dat sprake is van een keuze uit ‘kleuren’ en dat het gaat om de ‘kleurenvariant’, en heeft niet gesteld of toegelicht dat het beeld dat ontstaat door de kleurencombinatie voldoet aan het oorspronkelijkheidscriterium. Het hof is dan ook buiten de rechtsstrijd getreden bij het inkleuren van deze subsidiaire grondslag (rov. 2.30).

Ook leuk om te lezen zijn de overwegingen over de volledige proceskostenvergoeding, zie rov. 2.34 t/m 2.43. De A-G stelt o.a. voor in cassatie ook gebruik te maken van een variant op de ‘Indicatietarieven in IE-zaken’.

Lees de conclusie hier.