Conclusie AG Verkade in Cruijff/Tirion (portretrecht)

08-03-2013 Print this page
B912166

Conclusie A-G Verkade, 8 maart 2013, zaak 12/08125, Cruijff v Tirion c.s. (met dank aan Kitty van Boven (i-ee.) en Thijs van Aerde (Houthoff Buruma).

Auteursrecht. Portretrecht. Zie IEPT20120103 (hof) en IEPT20100414 (rb). Het hof heeft geoordeeld dat Cruijff geen redelijk belang heeft om zich te verzetten tegen het rijk geïllustreerde fotoboek 'Johan Cruijff - De Ajacied', dat door Tirion c.s. is uitgegeven zonder zijn toestemming. De conclusie van A-G Verkade strekt tot verwerping van het beroep van Cruijff: 

1.3 De inzet van het principieel getoonzette cassatiemiddel is dat zo’n boek aan toestemming van Cruijff is onderworpen. Aan Cruijff zou (op basis van het privacyrecht van art. 8 EVRM) een ‘zelfbeschikkingsrecht’ over publicatie van foto’s van hem en over gebruik van zijn naam in publicaties als de onderhavige toekomen. Daaraan zou het informatievrijheidsrecht van art. 10 EVRM niet kunnen afdoen.

1.4 Cruijffs ‘grensverleggende’ opstelling is m.i. niet in overeenstemming met de jurisprudentie van de Hoge Raad over het ‘portretrecht’-artikel 21 Auteurswet (Aw), en evenmin in overeenstemming met de jurisprudentie van het EHRM. Het EHRM kent geen voorrang toe aan art. 8 EVRM boven art. 10 EVRM of omgekeerd, en gaat uit van de noodzaak van afweging van belangen.

1.5 Ik meen dat het hof geen rechtsregel(s) heeft geschonden. Ten aanzien van menige klachten heb ik mij afgevraagd of zij – in de vorm van rechts- en motiveringsklachten – niet in wezen een hernieuwde beoordeling van de daarin vervatte stellingen van Cruijff vragen, welke beoordeling evenwel de taak van de cassatierechter te buiten gaat.

In enkele citaten:

5.10.2. Cruijff heeft-zie hierboven nr-. 5.9.5 - het door hem bedoelde 'zelfbeschikkingsrecht' gedefinieerd als (voor zover hier van belang, en met door mij toegevoegde cursivering): een 'beslissingsmacht [...] [waarmee] hij de publicatie van zijn portret [ ] [kan] verbieden, indien een afweging van de betrokken (botsende) belangen daartoe aanleiding geeft”. In dezelfde zin luidt het slot van het onderdeel, zie hierboven nr. 5.9.7. Daar luidt de omschrijving (voor zover hier van belang, met door mij toegevoegde cursivering) dat 'een zonder opdracht geportretteerde zich (eveneens) op grond van art. 8 EVRM kan verzetten tegen het zonder toestemming openbaar maken van zijn portret als hij daar in de gegeven omstandigheden van het geval (een door het privacyrecht bepaald) redelijk belang bij heeft’.

5.11. Op basis van het bovenstaande meen ik dat onderdeel 3.a faalt. Het door Cruijff bedoelde 'zelfbeschikkingsrecht' kent - door Cruijff zelf onderkende, in de cursiveringen hierboven geaccentueerde - grenzen die bepaald worden door belangenafweging. Onderdeel 3.a klaagt niet dat het hof aan een belangenafweging voorbij zou zijn gegaan. Onderdeel 3.a klaagt daarover terecht niet, omdat 's hofs arrest - onverminderd bespreking hierna van de andere klachten van Cruijff - m.i. nu juist bij uitstek door belangenafweging (zowel in het licht van art. 8 EVRM en art. 10 EVRM, in hun onderlinge verhouding, als in het licht van art. 21 Aw) is getoonzet.

5.36.2. 's Hofs oordeel ten deze zou van een onjuiste rechtsopvatting blijk geven omdat het EHRM heeft overwogen dat tot het privéleven in de zin van art. 8 EVRM behoort iemands identiteit, waarbij het EHRM expliciet iemands naam noemt als onderdeel daarvan. Volgens de klacht is de vraag of het rechtens geoorloofd is gebruik te maken van iemand anders naam (in de titel of tekst van het onderhavige boek) derhalve onderworpen aan dezelfde afweging van belangen als het gebruik van iemands portret (i.c. het recht op vrijheid van meningsuiting (art. 10 EVRM) van Tirion c.s. en het recht op privéleven (art. 8 EVRM) van Cruijff). Nu het hier om een rechtsvraag gaat, heeft het hof ten onrechte geoordeeld dat Cruijff te dien aanzien meer had moeten stellen, en had het hof deze rechtsvraag ambtshalve moeten beoordelen.

5.36.3 De klacht faalt (reeds) wegens ontbreken van feitelijke grondslag en bij gebrek aan belang. Blijkens ’s hofs deeloverweging ‘Voor zover al een dergelijk ’naamrecht’[...] bestaat [...] kan dit er niet toe leiden dat de persoon waarop een boek als het onderhavige betrekking heeft in de titel en/of tekst daarvan niet mag worden genoemd’, blijkt dat het hof de in het onderdeel bedoelde afweging heeft gemaakt. Nu die afweging in de visie van Cruijff zou moeten ‘sporen’ met de afweging van de toelaatbaarheid van het gebruik van iemands portret, en nu de uitkomst van ’s hofs afweging daarmee inderdaad spoort, heeft Cruijff bij deze klacht geen belang.

5.36.5 Terzijde wijs ik nog op de regeling van het recht op de naam in art. 1:8 BW [...]. Mij zijn geen uitspraken of commentaren bekend waarin deze Nederlandse vormgeving van het naamrecht in strijd met art. 8 EVRM geoordeeld is.

Lees de gehele conclusie hier