De geoctrooieerde uitvinding: een in taal gevangen inventieve techniek

08-10-2014 Print this page
B913251

Prof. mr. Th.C.J.A. van Engelen (Ventoux), De geoctrooieerde uitvinding: een in taal gevangen inventieve techniek. Noot bij HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:816, (Medinol/Abbott). Gepubliceerd in AA 2014, p. 743-748.

"Zoals gezegd, geeft de eerste zin van artikel 69(1) EOV aan dat de beschermingsomvang wordt bepaald door de conclusies van het octrooi. De tekst van de hoofdconclusie van het Medinol-octrooi is zodanig ruim geformuleerd dat daar zowel “uit-fase piek-tot-piek stents” als “in-fase piek-tot-dal stents” onder vallen. De conclusie laat zich daar namelijk niet direct over uit. Om de lezer een indruk te geven – zonder hem of haar te zeer af te schrikken – citeer ik hier het relevante deel van conclusie 1: “Buigzame, uitzetbare stent gevormd uit een verlengde cilindrische buis […] uit een geheel die in de niet uitgezette vorm en in de uitgezette vorm een vorm heeft die voorzien is van patronen, waarbij de vorm met patronen bestaat uit eerste meanderpatronen […] die zich in een eerste richting uitstrekken en tweede meanderpatronen […]die zich in een tweede richting uitstrekken, die verschilt van de eerste richting, waarbij de eerste en tweede meanderpatronen bochten omvatten en zodanig zijn vervlochten dat […].”

Het standpunt van Medinol in cassatie is eigenlijk dat (i) als de tekst van de conclusie op beide varianten gelezen kan worden en (ii) als de conclusie de beschermingsomvang bepaalt, beide varianten dus inbreukmakend zijn. In die optiek valt er eenvoudigweg niets uit te leggen, en hebben we een simpel geval van “1 + 1 = 2” bij de hand. Artikel 69(1) bestaat echter niet uit één zin maar uit twee zinnen en de tweede zin luidt: “Niettemin dienen de beschrijving en de tekeningen tot uitleg van de conclusies.” De term “niettemin” is hier intrigerend, omdat daarin besloten ligt dat de conclusie in beginsel steeds uitgelegd dient te worden. Dit is ook geen ‘slip of the pen’ in de Nederlandse vertaling, want in de officiële Engelse, Franse en Duitse versie van het Europees Octrooiverdrag komen we hetzelfde begrip tegen (respectievelijk “nevertheless”, “toutefois” en “jedoch”). Met deze formele, taalkundige interpretatie was het lot van het cassatiemiddel van Medinol wellicht al bezegeld. Dat lot wordt er vervolgens niet beter op als we ons realiseren dat de tekst van een octrooiconclusie een doelgebonden tekst is, die er toe dient om de uitvinding – de inventieve bijdrage van de uitvinder aan de stand van de techniek – in woorden te vangen. Een doelgebonden tekst zal in beginsel steeds met het doel voor ogen opgevat en uitgelegd dienen te worden, en het is om die reden dat de eerste zin van artikel 1 van het Protocol bepaalt dat artikel 69 niet mag worden opgevat “als zou de beschermingsomvang van het Europees octrooi strikt worden bepaald door de letterlijke tekst van de conclusies en als zouden de beschrijving en de tekeningen slechts mogen dienen om de onduidelijkheden die in de conclusies zouden kunnen voorkomen op te heffen.”

Interpretatie van de tekst is dus steeds op zijn plaats. Die onontkoombare uitleg is bovendien op zijn beurt ook weer doelgebonden, zoals de derde zin van artikel 1 van het Protocol leert. Dat schrijft niet alleen voor (a) dat die uitleg het midden dient te houden tussen de daar aangegeven extremen – primaat van de tekst of slechts richtsnoer – maar ook (b) dat daarbij (i) zowel een billijke bescherming aan de aanvrager als (ii) een redelijk mate van rechtszekerheid aan derden geboden dient te worden. Het is dus niet voor niets dat de Hoge Raad naar artikel 1 van het Protocol verwijst om de stelling dat de letterlijke tekst van de conclusie steeds behoort te prevaleren bij het bepalen van de beschermingsomvang ten grave te dragen. Een octrooiconclusie is een doelgebonden tekst, die onderworpen is aan een doelgebonden uitleg, zodat die tekst niet een eigen leven behoort te kunnen gaan leiden. Als we ons dan realiseren dat bij de doelgebonden uitleg een billijke bescherming van de octrooihouder van belang is, dan het is het niet vreemd om de uitleg van de conclusie te beperken tot de gevallen waarin het door het octrooi op een inventieve wijze opgeloste probleem ook daadwerkelijk aan de orde is. Het is immers niet billijk indien de uitvinder een verbodsrecht zou toekomen dat ook ziet op situaties waarin het door hem of haar opgeloste probleem niet speelt en de geoctrooieerde inventieve oplossing dus ook geen rol vervult. De billijkheid schrijft voor dat het exclusieve recht van de uitvinder slechts gerechtvaardigd is, indien en voor zover diens inventieve bijdrage aan de stand van de techniek toegepast wordt en daar door derden voordeel van genoten wordt. Voor het overige geldt de hoofdregel dat kennis en techniek vrij zijn en dat innovaties, wanneer zij niet onder de reikwijdte van een octrooi vallen, vrijelijk moeten kunnen worden toegepast zonder schatplichtigheid aan derden."

Lees de annotatie hier.