Extended collective licensing: panacee voor massadigitalisering?

22-12-2014 Print this page
B913438

P.B. Hugenholtz, S.J. van Gompel, L. Guibault, R. Obradović, IViR, Extended collective licensing: panacee voor massadigitalisering? Onderzoek in opdracht van het Ministerie van OCW.

Uit het rapport: "Dit rapport onderzoekt de vraag welke voor- en nadelen (voor de belangrijkste betrokkenen: erfgoedinstellingen, auteurs, rechthebbenden en cbo’s) de invoering van een wettelijk stelsel van ECL kan hebben ten opzichte van de (huidige) situatie waarin collectieve licenties zonder ondersteunende wettelijke maatregelen tot stand komen. Hiertoe wordt onderzocht hoe de contractuele praktijk zich in Nederland en enkele andere landen met en zonder ECL zich tot  op heden in praktische zin heeft ontwikkeld; hoe een louter vrijwillig collectief licentiemodel zich verhoudt tot een ECL-model; en op welke wijze een ECL-model in Nederland wettelijke verankering zou kunnen krijgen, waarbij de vraag zal worden gesteld of het ECL-model niet tevens buiten de sfeer van de massadigitalisering bruikbaar zou kunnen zijn.  [...]

Met inachtneming van deze kanttekeningen en voorbehouden concluderen de auteurs van deze studie desalniettemin dat invoering van een wettelijk ECL-regime met betrekking tot massadigitalisering van erfgoed aanbeveling verdient, zeker voor een land als Nederland dat massadigitalisering tot speerpunt van zijn openbare cultuur- en informatiebeleid heeft gemaakt. De huidige Deense en Noorse regelingen, die inhoudelijk sterk overeenkomen, kunnen daarbij als voorbeeld dienen: collectieve licenties ter zake van massadigitalisering door erfgoedinstellingen krijgen verruimd effect indien de cbo in kwestie een substantieel deel van de rechten voor deze gebruiksvorm in Nederland vertegenwoordigt. Hierbij ligt het voor de hand om het College van Toezicht te belasten met de institutionele toetsing van de representativiteit van de cbo’s; het College zou naar ons oordeel niet belast moeten worden met de toetsing van iedere afzonderlijke collectieve licentie.

 

Door een goedgekeurde cbo met erfgoedinstellingen afgesloten collectieve licenties zouden van rechtswege verruimde werking krijgen voor zover het gelicentieerde gebruik blijft binnen het kader van de door de wettelijke ECL-regel omschreven gebruikshandelingen. In de wet zou dit gebruik – het voor het publiek online toegankelijk maken van erfgoedcollecties door erfgoedinstellingen – derhalve duidelijk omschreven moeten zijn, waarbij voor de definities zou kunnen worden aangesloten bij de begrippen van de (in de Auteurswet geïmplementeerde) Richtlijn verweesde werken. Daarbij zou de werkingssfeer van de ECL-regel ten opzichte van die van de wettelijke preserveringsbeperking (art. 16n Aw) goed moeten worden afgebakend.

Overigens zouden collectieve overeenkomsten met verruimde werking normaal onderworpen blijven aan de algemene regels uit hoofde van de Wet toezicht collectief beheer met betrekking tot onder meer het toezicht op de cbo’s, transparantie-eisen en geschillenbeslechting. Op grond hiervan zijn cbo’s bijvoorbeeld thans reeds verplicht om het College van Toezicht inlichtingen te verschaffen over de na verloop van drie jaar niet verdeelde gelden. Het ligt, mede in het licht van de recente jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, voor de hand dat onverdeelde gelden worden gedoteerd aan een sociaal-cultureel fonds dat aan auteurs ten goede komt. Denkbaar is dat de cbo’s en de erfgoedinstellingen hieromtrent bijzondere afspraken maken.

 

Tenslotte ware tevens de invoering te overwegen van een open en flexibele ECL-bepaling naar Deens (en in de nabije toekomst ook Noors) model, die toepassing kan krijgen in thans door de wetgever nog niet voorzienbare gevallen."

 

Lees het rapport hier.