Het onderscheid met foto’s van dode voorwerpen

20-09-2012 Print this page

B9 11659. Rechtbank Breda, 19 september 2012, LJN: BX7928,  Lovin' Enterprises Inc. d.b.a. Dreamgirl International en [Eiser 2] mede h.o.d.n. Dreamgirl tegen [gedaagde] H.o.d.n. BENSTOUT (met gelijktijdige dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE Advocatuur).

“Voor het aannemen van verveelvoudigen in de zin van artikel 13 Aw is niet vereist dat de vastgelegde foto’s met het blote oog waarneembaar zijn.”

Auteursrecht. Eindvonnis bodemprocedure in geschil over erotische lingerie (eerdere uitspraken hier). Eisers, auteursrechthebbende en licentienemer, stellen dat gedaagde, een voormalig wederverkoper van de lingerieproducten van eiser, inbreuk heeft gemaakt door (bewerkte) foto’s van eisers producten op zijn website te publiceren en het hem in het vonnis in kort geding (+executiegeschil) gegeven gebod te hebben overtreden door 10 foto’s van Dreamgirl op de server te hebben laten staan.

De rechtbank oordeelt dat er inderdaad sprake is van werken in de zin van de auteurswet. “Door de vele keuzemogelijkheden op het gebied van techniek, positionering en aankleding van onderwerp en achtergrond is al snel sprake van een “werk” in de zin van artikel 10 Aw. De in 3.4.3. weergegeven aspecten zorgen voor het onderscheid met foto’s van dode voorwerpen zoals bijvoorbeeld een bankstel in welke gevallen sprake kan zijn - dat is niet per definitie zo - van onvoldoende creativiteit die zich in het resultaat van het hanteren van de techniek heeft geuit. “

In deze procedure heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat gedaagde na het kort vonnis nog foto’s waarop het auteursrecht van Dreamgirl rust op zijn website www.benstout.nl heeft verveelvoudigd of openbaar heeft gemaakt. Wel heeft gedaagde tot omstreeks 6 juli 2011 tien foto’s waarop het auteursrecht van Dreamgirl rust op zijn server laten staan, waarmee hij in strijd heeft gehandeld met het vonnis van de voorzieningenrechter:

3.11.6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] het hem gegeven gebod overtreden door 10 foto’s van Dreamgirl op de server te hebben laten staan die ook op websites van Dreamgirl c.s. waren geplaatst. De rechtbank heeft daarbij niet alleen de feitelijke situatie in de beoordeling betrokken maar ook de omstandigheid dat het vastleggen van foto’s in een computergeheugen een vorm van verveelvoudigen in de zin van artikel 13 Aw is. Daarmee blijven die foto’s beschikbaar voor de inbreukmaker. De rechtbank herhaalt hier haar eerdere overwegingen: Voor het aannemen van verveelvoudigen in de zin van artikel 13 Aw is niet vereist dat de vastgelegde foto’s met het blote oog waarneembaar zijn. De omstandigheid dat de foto’s op de server voor het publiek niet of zeer moeilijk toegankelijk waren brengt dan ook niet meer dat van verveelvoudigen geen sprake is. De omstandigheid dat [gedaagde] de foto’s op de server heeft laten staan om - zo stelt hij - te kunnen controleren of foto’s die hij in de toekomst van derden zou ontvangen verveelvoudigingen van foto’s van Dreamgirl zouden betreffen disculpeert [gedaagde] niet nu het gebod tekstueel zo duidelijk is omschreven. [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat de 10 foto’s gedurende 5 dagen op de server hebben gestaan. De gevorderde verklaring voor recht behoort dan ook te worden toegewezen in die zin dat [gedaagde] in strijd met het vonnis van de voorzieningenrechter heeft gehandeld door 10 foto’s die ook op websites van Dreamgirl c.s. waren geplaatst gedurende 5 dagen op de server te hebben laten staan.

3.12.1. Uit de beoordeling van de rechtbank met betrekking tot de inbreuk door [gedaagde] volgt dat het opleggen van een dwangsom voor het gebod onder 2.1., sub 2 op dit moment een te zwaar middel is. De rechtbank heeft immers niet kunnen vaststellen dat [gedaagde] in de periode tussen (medio) juli 2011 en heden foto’s waarop het auteursrecht van Dreamgirl rust op zijn website of server heeft geplaatst. De rechtbank ziet wel aanleiding gebruik te maken van de bevoegdheid een dwangsom op te leggen als prikkel ter nakoming van de te geven veroordeling tot het verschaffen van inlichtingen bij genoemd accountantsrapport.

Daarnaast (m.b.t. het IE procesrecht) stelt de rechtbank over de Trips-verklaring van art 1019i, lid 1 Rv: 3.6.3. (…) Het zou in strijd met dat systeem zijn indien Dreamgirl c.s. niet-ontvankelijk zouden worden verklaard vanwege gebrek aan belang op de enkele grond dat louter door het instellen van een vordering in een hoofdzaak het van kracht blijven van de beslissing in kort geding zou zijn gewaarborgd. De bedoeling van voormeld stelsel is immers de voorlopige beslissing te laten volgen door een beslissing ten gronde in een hoofdzaak.

1019h proceskosten: €10.900,-

Lees het vonnis hier.