Naschrift: over vorm en inhoud gesproken

17-04-2014 Print this page
B912896

AMI 2014/2, p. 55-56, S.J. van Gompel: "Ook deze brug vind ik nergens terug in de uitspraak van het Hof. In elk geval de laatste zin, waarin Grosheide een verband legt tussen de inhoudelijke wartaal en de banale c.q. triviale vorm van de op schrift  gestelde uitspraken, is mijns inziens ongegrond. Net als Grosheide lees ik dat het Hof de transcripties, die het even daarvoor kwalificeert als moeilijk leesbaar en onbegrijpelijk, ook gebruikt om daaruit de vorm c.q. de formele structuur/opbouw van de gesprekken te kennen. Ik trek daaruit echter niet meteen de conclusie dat het Hof, vanwege de inhoudelijke onbegrijpelijkheid van de transcripties, ook de vorm van de gesprekken als banaal c.q. triviaal kwalificeert. Integendeel, het Hof kijkt naar de manier waarop Endstra zijn uitspraken heeft vormgegeven en oordeelt dat die bestaan uit ‘een schier eindeloze reeks onafgemaakte, slecht lopende en ronduit kromme zinnen (waardoor de transscripties [sic] ook zo moeilijk leesbaar zijn)’. Dat is mijns inziens een vrij neutrale en niet-inhoudelijke observatie over de vormgeving van de teksten. Het Hof concludeert vervolgens dat de gesprekken door Endstra te banaal of triviaal zijn vormgegeven om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen. Daarmee kun je het eens of oneens zijn, maar ’s Hofs oordeel is wel conform de criteria ter beoordeling van auteursrechtelijke beschermbaarheid."