Wetgever let op: vergoedingsaanspraken filmmakers dreigen lege dop te blijven

10-10-2013 Print this page
B912554

Jochem Donker (CEDAR), Wetgever let op: vergoedingsaanspraken filmmakers dreigen lege dop te blijvenJochem Donker is hoofd juridische zaken bij Cedar B.V. en was als juridisch adviseur en onderhandelaar namens Stichting LIRA o.a. betrokken bij de onderhandelingen over een nieuwe rechtenregeling met RODAP.

"De filmmakers zelf zijn ervan overtuigd dat een versterking van hun positie tegenover producenten en exploitanten, zoals beoogd met het wetsvoorstel Auteurscontractenrecht, het beste bereikt kan worden als hun exploitatievergoedingen collectief kunnen worden geïnd bij de (eind)exploitanten van hun werk. Het huidige wetsvoorstel gaat echter nog steeds uit van een vergoedingsaanspraak van individuele filmmakers op hun producenten. Weliswaar kan de filmmaker zijn proportionele vergoeding ook van een derde partij vorderen indien de producent de exploitatierechten aan deze derde heeft overgedragen, maar de praktijk in de film- en televisiewereld is dat exploitatie vrijwel altijd onder een licentie plaatsvindt. In veruit de meeste gevallen zou de filmmaker dus aangewezen blijven op de goede wil van de producent en diens onderhandelingsmacht om een billijke vergoeding voor de makers te bedingen bij omroepen en (kabel)exploitanten.

Niet voor niets hebben de beroepsverenigingen en rechtenorganisaties van de voornaamste categorieën filmmakers (en uitvoerenden) zich eind 2009 verenigd in Portal Audiovisuele Makers (PAM), met als doel om de exploitatievergoedingen collectief te regelen via één loket. Als dat goed geregeld wordt, zullen filmmakers en uitvoerend kunstenaars in principe ook geen bezwaar meer hebben om hun exploitatierechten aan de producent over te dragen. Dit gaat echter niet vanzelf. Zonder wettelijke ondersteuning van de positie van de rechtenorganisaties zal het in onderhandelingen over de billijke vergoeding van artikel 45d Auteurswet blijven lonen voor producenten om de bevoegdheid van de rechtenorganisaties te betwisten. Dit tast de onderhandelingspositie van de makers aan en daarmee hun vermogen om daadwerkelijk een billijke vergoeding te bedingen. Alle gerechtelijke procedures en wetsvoorstellen ten spijt zijn de makers dan niets opgeschoten.

De effectiviteit van artikel 45d zal sterk verbeteren als de aanspraak op een billijke vergoeding niet afhankelijk wordt gemaakt van de wil en het vermogen van de producent om bij exploitanten een vergoeding voor de makers te bedingen. Dit kan worden bereikt door de makers via hun collectieve rechtenorganisatie in staat te stellen om de vergoedingsaanspraak geldend te maken tegen de exploitant.

Aldus ontstaat een regeling waarbij de producent over de exploitatierechten kan beschikken en de makers daadwerkelijk in een positie worden gebracht om een billijke vergoeding te ontvangen voor de exploitatie van hun werk. Die vergoeding wordt dan betaald door de partij die daadwerkelijk omzet maakt met de filmwerken. De relatie tussen makers en producent wordt niet langer belast met de discussie over exploitatievergoedingen en de producent hoeft zelf geen vergoedingenadministratie bij te houden. De makers zijn dan bovendien niet afhankelijk van solventie van de producent."

Lees hier meer.