Vorderingen van acteurs in series Bassie en Adriaan (appellanten) worden gedeeltelijk toegewezen. Adrina c.s. wordt veroordeelt tot betaling van schadevergoeding aan appellanten voor het gebruik van hun prestaties in de series, op video en DVD, en wordt verplicht tot opgave met betrekking tot de verhandelde video’s en DVD’s.
CONTRACTENRECHT
Appellanten zijn acteurs die tussen 1978 en 1992 hun medewerking hebben verleend aan negen televisieseries met het duo Bassie en Adriaan in de hoofdrol. De laatste vijf series zijn geproduceerd door Adrina c.s.. De eerste vier series zijn geproduceerd door (destijds) Joop van den Ende Theaterproducties B.V., thans Endemol.
Appellanten hebben hun eis gewijzigd, en zien af van hun vordering uit hoofde van de Wnr. In plaats daarvan baseren zij hun vordering primair op nakoming van de door hen met (de rechtsvoorganger van) Adrina c.s. gesloten overeenkomst. Appellanten vorderen, kort samengevat: betaling van herhalingsvergoeding, en betaling van vergoeding voor het gebruik van hun prestatie op video en DVD, en een opgaveverplichting.
Het bestreden vonnis wordt in de hoofdzaak vernietigd, en in de vrijwaringszaak bekrachtigd. De vergoedingsaanspraken voor het herhalen van de series op televisie zijn verjaard per 1 januari 1993. Het beroep op verjaring terzake van de vorderingen tot vergoeding voor het in de handel brengen van opnamens slaagt slechts gedeeltelijk. Deze vorderingen zijn verjaard voor het in de handel brengen dat dateert van vijf jaar voor de eerste brief van 20 augustus 2007. Voor de eerste vier series resulteert dit in een vergoeding voor de vanaf 15 februari 2002 in de handel gebrachte opnames. Met betrekking tot de laatste vijf series oordeelt het Hof dat in de overeenkomsten geen bepaling is opgenomen die recht geeft op een vergoeding voor herhaling van de opnames of het in de handel brengen van opnames, zodat die vorderingen worden afgewezen. De afwijzing van de oproeping in vrijwaring van Endemol wordt bekrachtigd.
