Wapperverbod: geen inbreuk op "look and feel" en op broncode Expandicon-effect

29-07-2013 Print this page
IEPT20130709, Hof Den Bosch, Betsoft v Bubble

Wapperverbod. Zowel in verband met de bevoegdheid en toepasselijk recht als in verband met toewijsbaarheid van vordering (wapperverbod) dient een voldoende objectief te rechtvaardigen vrees te bestaan dat Betsoft in Nederland dan wel tegenover in Nederland gevestigde relaties van Bubble ongeoorloofd zal gaan wapperen. Deze vrees is aanwezig, nu van inbreuk op de "look and feel" van "Expandicon"- effect of op achterliggende broncode daarvan geen sprake is. Bovendien lijkt Betsoft bereid te wapperen, terwijl zij weet dat van auteursrecht noch inbreuk sprake is.

AUTEURSRECHT - IPR

Vervolg op IEPT20120709 (vzr). Partijen vervaardigen computerspellen; in dit geval gaat het om computerversies van de traditionele “fruitautomaten”. Betsoft, gevestigd op Cyprus, heeft daarbij het idee geïntroduceerd om bij een bepaalde winnende combinatie de desbetreffende symbolen vergroot weer te geven ten opzichte van de gelijkblijvende achtergrond, het zogenaamde “Expandicon”-effect. Zij maakt aanspraak op een auteursrecht op de broncode daarvan alsmede op de “look and feel” van dit effect. Betsoft heeft vervolgens een aantal (niet in Nederland gevestigde) partijen benaderd, daarbij gesteld dat zij een auteursrecht heeft en dat een bepaald door hen op de markt gebracht spel (afkomstig van Bubble) inbreukmakend zou zijn. De in Nederland gevestigde Bubble heeft in kort geding een wapperverbod gevorderd, welke in eerste aanleg is toegewezen.

Onderzocht moet allereerst worden of datgene wat Bubble stelt omtrent een dreigend toekomstig onrechtmatig wapperen door Betsoft in Nederland, tot bevoegdheid van de Nederlandse rechter en toepasselijkheid van het Nederlandse recht kan leiden. Zowel in dit verband als in verband met de toewijsbaarheid van de vordering dient derhalve een voldoende objectief te rechtvaardigen vrees te bestaan dat Betsoft in Nederland dan wel tegenover in Nederland gevestigde relaties van Bubble ongeoorloofd zal gaan wapperen. Volgens het hof is deze vrees aanwezig. Van inbreuk doordat het uiterlijk van de effecten teveel op elkaar lijken, lijkt geen sprake te zijn gezien de grote verschillen. Of en in hoeverre Betsoft ten aanzien van haar “Expandicon”-effect nog enig auteursrecht zou hebben is derhalve niet meer relevant. Van inbreuk, gepleegd met de software van Bubble, op de broncode van Betsoft is ook niet gebleken. Betsoft lijkt bovendien bereid te zijn om derden te benaderen met de stelling dat met van Bubble afkomstige spellen inbreuk wordt gemaakt op intellectuele eigendomsrechten van Betsoft, terwijl Betsoft weet dat ofwel van zodanig IE-recht, ofwel van inbreuk geen sprake is.

Dit betekent dat Nederland kan worden aangemerkt als de plaats waar het schadebrengend feit zich kan voordoen (art. 5 lid 3 EEX-Vo) en als de plaats waar de schade dreigt te ontstaan (art. 4 lid 1 jo. art. 2 lid 3 aanhef en onder b Rome II), zodat de Nederlandse rechter bevoegd en het Nederlandse recht van toepassing is. Nu de door Bubble gestelde vrees voldoende aannemelijk is, is een ordemaatregel zoals door haar gevorderd ook op zijn plaats, zodat de grieven van Betsoft falen en het bestreden vonnis bekrachtigd moet worden. 1019h Rv proceskosten: € 16.000.

IEPT20130709, Hof Den Bosch, Betsoft v Bubble