Geharmoniseerd auteursrechtelijk werkbegrip omvat ook werken van toegepaste kunst

25-10-2013 Print this page
IEPT20131025, HR, S&S v Esschert
(Met dank aan Tobias Cohen Jehoram, Vivien Rörsch en Samantha Brinkhuis, De Brauw Blackstone Westbroek)

Communautair auteursrechtelijk werkbegrip (ook voor modellen of werken van toegepaste kunst). Voor toepassing van artikel 3.29 jo. 3.8 BVIE is voldoende dat het voorbrengsel een tekening of model is in zin van artikel 3.1(2) BVIE is, en dus 'het uiterlijk van een voortbrengsel of deel ervan' vormt. GMoV staat niet in weg van deze regeling in BVIE met betrekking tot auteursrecht op modellen. Spoedeisendheid nevenvorderingen: nauwe verwantschap met voldoende spoedeisende hoofdvordering; enkele onomkeerbaarheid ervan staat niet in weg van toewijzing.

AUTEURSRECHT

Zie ook IEPT20100924 (vzr), IEPT20110906 (tussenarrest), IEPT20120110 (eindarrest) en IEPT20130215 (executiegeschil). Bij eindarrest heeft het hof Leeuwarden het bestreden vonnis vernietigd en S&S veroordeeld elke inbreuk op de auteursrechtelijk beschermde vuurkorven van Esschert te staken en gestaakt te houden. Het hof kwam tot de conclusie dat het auteursrechtsrechtelijke werkbegrip binnen de Europese Unie is geharmoniseerd. S&S heeft vervolgens cassatieberoep ingesteld.

Het cassatieberoep wordt verworpen. Het hof heeft bij de beoordeling van het auteursrechtelijk werkbegrip zich met juistheid mede georiënteerd op de Europese rechtspraak. Hoewel artikel 17 Modellenrichtlijn en artikel 96(2) GMoV de lidstaten vrij laten om te bepalen of en, zo ja, in hoeverre een model auteursrechtelijk wordt beschermd, heeft het HvJEU in een reeks van uitspraken het werkbegrip geharmoniseerd en zodoende de hiervoor bedoelde vrijheid aan de nationale rechtstelsels beperkt.

Het hof heeft voorts geoordeeld dat Esschert op grond van artikel 3.29 jo. 3.8 BVIE auteursrechthebbende is op de vuurkorf en de verpakking. Voor toepassing van deze artikelen is niet vereist dat sprake is van een voor bescherming in aanmerking komend model als bedoeld in artikel 3.1(1) BVIE (welke vervolgens moet voldoen aan de vereisten van nieuwheid en eigen karakter), maar is voldoende dat het voortbrengsel een (tekening of) model is in de zin van artikel 3.1(2) BVIE en dus ‘het uiterlijk van een voortbrengsel of een deel ervan’ vormt. Dat niet in het geschil is dat de vuurkorf en de verpakking beschouwd moeten als dergelijke modellen is niet onbegrijpelijk.

De GMoV kent verder geen bepaling omtrent de vraag wie als maker in auteursrechtelijke zin van een auteursrechtelijk beschermd model moet worden aangemerkt of aan wie het auteursrecht op een model anderszins toekomt, zodat er geen strijd is met de regeling van het BVIE omtrent het auteursrecht op modellen. Nu het hof de nauwe verwantschap van de nevenvorderingen van Esschert met de voldoende spoedeisende hoofdvordering heeft aangenomen, hoefde de onomkeerbaarheid van deze nevenvorderingen het hof niet van toewijzing weerhouden (zie r.o. 4.3). 1019h Rv proceskosten: ongeveer € 13.300.

IEPT20131025, HR, S&S v Esschert