Inbreuk op gemeenschappelijk auteursrecht van VvAA op onderzoeksrapport

14-04-2014 Print this page
IEPT20140404, Rb Midden-Nederland, VvAA v ConQuaestor
(Met dank aan Maarten Haak en Daan van Eek, Hoogenraad & Haak, advertising IP advocaten)

Onderzoeksrapport 'Integraal risicomanagement in 40 Nederlandse ziekenhuizen' auteursrechtelijk beschermd: geen puur technische en objectieve inventiviteit, creatieve keuzes met betrekking tot te behandelen onderwerpen, formulering, aantal onderzoeksvragen en onderzoeksmethodiek. Rapport van ConQuaestor heeft dezelfde totaalindruk: grote delen tekst letterlijk overgenomen, evenals onderzoeksmethodiek en opzet daarvan. VvAA en ConQuaestor hebben gezamenlijk auteursrecht op eerste rapport, zodat voor verdere exploitatie hiervan instemming van beide partijen benodigd is. Nu partijen geen afspraken hierover hebben gemaakt en VvAA haar instemming aan openbaarmaking van rapport van ConQuaestor heeft onthouden, is er sprake van inbreuk op gemeenschappelijk auteursrecht van VvAA.

AUTEURSRECHT

Partijen hebben in juni 2013 een gezamenlijk rapport gepubliceerd, getiteld ‘Integraal risicomanagement. Onderzoeksrapport Integraal risicomanagement in 40 Nederlandse ziekenhuizen’ (Rapport I). ConQuaestor heeft vervolgens in februari 2014 het rapport ‘De volwassenheid van Integraal risicomanagement onder algemene, academische en categorale ziekenhuizen’ gepubliceerd (Rapport II). VvAA vordert nu onder meer een verbod op iedere inbreuk op de gezamenlijke auteursrechten van VvAA en ConQuaestor op Rapport I en rectificatie.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat Rapport I het resultaat is van creatieve keuzes die partijen hebben gemaakt. In zijn geheel bezien is van puur technische en objectieve inventiviteit niet gebleken: hoewel verdedigbaar is dat de volgorde van de diverse te nemen stappen in het onderzoek weinig ruimte laten tot inventiviteit, de uitwerking daarvan is echter wel een creatieve keuze die door de maker is gemaakt. De maker maakt onder meer een keuze in de te behandelen onderwerpen, de formulering en het aantal onderzoeksvragen en de onderzoeksmethodiek. Deze keuzes en de uitwerking daarvan zijn in beide rapporten vrijwel gelijk: grote delen tekst van Rapport I zijn letterlijk overgenomen, evenals de onderzoeksmethodiek en de opzet daarvan. De opzet en ‘nieuwe’ gedeelten van Rapport II ten opzichte van Rapport I zijn niet van een dergelijke omvang dat dit tot gevolg heeft dat er een andere totaalindruk ontstaat, zodat er sprake is van overeenstemming tussen de beide rapporten.

Onbestreden staat vast dat partijen gezamenlijk Rapport I openbaar hebben gemaakt, zodat zij dan ook de gezamenlijk auteursrechthebbenden hiervan zijn. Uit de intentieverklaring tussen partijen, waarop ConQuaestor zich beroept, blijkt afdoende dat Rapport I niet valt onder de afspraken die aldaar zijn gemaakt. Deze intentieverklaring betreft slechts de twee pilots van partijen en de inbreng die in het kader van de twee pilots is gedaan. Gelet op het tijdsverloop tussen de afronding van de pilots en de totstandkoming van Rapport I kan niet de conclusie worden getrokken dat Rapport I is aan te merken als inbreng die in het kader van de twee pilots is gedaan. Nu aannemelijk is dat partijen geen afspraken hebben gemaakt over het exploitatieauteursrecht dat aan hen beiden toebehoort, is voor de verdere exploitatie van Rapport I – onder meer de openbaarmaking ervan in Rapport II – de instemming van beide partijen benodigd. Nu VvAA haar instemming daaraan heeft onthouden, leidt het uitbrengen van Rapport II tot een inbreuk op het gemeenschappelijk auteursrecht van VvAA op Rapport I.

Ook kan VvAA zich op grond van haar persoonlijkheidsrechten verzetten tegen wijziging in het werk en openbaarmaking van het werk zonder vermelding van haar naam. De vorderingen worden grotendeels toegewezen.

IEPT20140404, Rb Midden-Nederland, VvAA v ConQuaestor