Auteursrechtinbreuk door openbaring werken van bij Pictoright aangeslotenen op Stadsarchief-website

25-07-2014 Print this page
IEPT20140723, Rb Amsterdam, Pictoright v Stadsarchief Rotterdam
(Met dank aan Olaf van Haperen, Kneppelhout & Korthals)

Pictoright ontvankelijk: gelijksoortige vorderingen en efficiënte en effectieve rechtsbescherming. (Toekomstige) auteursrechtinbreuk door plaatsing werken van bij Pictoright aangeslotenen op Stadsarchief-website en erkenning dat toekomstige inbreuk niet valt uit te sluiten. Geen (aanvullende) belangenafweging m.b.t. eventuele toekomstige inbreuken door menselijke fouten: vanwege belangenafweging Europese wetgever geen ruimte voor, geen verweesde werken en rechthebbende kan door navraag bij Pictoright worden achterhaald. Pictoright krijgt gelegenheid (nu nog deels ontoereikende) bevoegdheid voor optreden voor in dagvaarding bij naam genoemde makers te bewijzen.

 

AUTEURSRECHT

 

Tussenvonnis. Het Stadsarchief Rotterdam bevat honderdduizenden boeken, kranten, tijdschriften, afbeeldingen, kaarten, plattegronden en film- en geluidsopnamen. Op grond van een wettelijke verplichting heeft het Stadsarchief zorggedragen voor digitalisering van het archief, waarbij werken op haar website worden geplaatst. Onderhandelingen tussen het Stadsarchief en Pictoright zijn stukgelopen. Pictoright vordert staking van inbreuk op haar auteursrechten.

 

Het Stadsarchief stelt dat de aangeslotene in deze zaak niet gelijksoortig zijn, waardoor de belangen niet door Pictoright vertegenwoordigd mogen worden. De rechtbank gaat hier niet in mee, omdat voor alle aangeslotenen geldt dat zij een auteursrecht hebben op een werk en dat Pictoright opkomt tegen inbreuken daarop door het Stadsarchief. Bovendien zorgt het instellen van een rechtsvordering door Pictoright namens alle aangeslotenen voor de bevordering van een efficiënte en effectieve rechtsbescherming, waarvoor de regeling uit artikel 3:305a BW nu juist bedoeld is.

 

Omdat niet in geschil is dat het Stadsarchief in het verleden op haar website werken heeft geopenbaard van bij Pictoright aangeslotenen en daarmee inbreuk op auteursrechten van de rechthebbenden heeft gemaakt, is het inbreukverbod in beginsel toewijsbaar. Volgens het Stadsarchief is het onontkoombaar dat in de toekomst per ongeluk werken van bij Pictoright aangeslotenen openbaar zullen worden gemaakt, omdat het gaat om mensenwerk en om miljoenen werken. Zij stelt daarom dat de rechtbank een belangenafweging moet maken op grond van het voorstel van de richtlijn voor verweesde werken. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging al door de Europese wetgever is gemaakt en dat geen ruimte is voor een (aanvullende) belangenafweging door de rechtbank. Dit geldt nog te meer, omdat het in casu niet gaat om verweesde werken, maar om werken waarvan door bij Pictoright navraag te doen, de rechthebbende kan worden achterhaald.

 

Vervolgens oordeelt de rechtbank over vorderingen 2, 3 en 4 (opgave van gegevens, schadestaat en voorschot op schadevergoeding. De rechtbank stelt vast dat Pictoright in haar dagvaarding expliciet onderscheid tussen “Beeldmakers’ en “Collectieve Makers” maakt, waarbij de term “Collectieve Makers” wordt gebruikt om te verwijzen naar de makers in de context van haar artikel 3: 305a BW vordering. Met “Beeldmakers” wordt verwezen naar makers namens wie Pictoright in de procedure optreedt (welke ook worden opgesomd in de dagvaarding). Aangezien in vorderingen 2, 3, en 4 enkel Beeldmakers worden genoemd, zijn deze volgens de rechtbank alleen namens hen ingesteld. Omdat de door Pictoright overlegde volmachten niet ten aanzien van alle door haar bij naam genoemde Beeldmakers toereikend zijn, krijgt Pictoright na uitdrukkelijk bewijsaanbod, een laatste gelegenheid om de bevoegdheid van de makers te bewijzen. Indien zij hierin ten aanzien van een of meer makers slaagt zullen vorderingen 2, 3 en 4 grotendeels worden toegewezen ten aanzien van die makers. De reconventionele vorderingen worden afgewezen.

 

IEPT20140723, Rb Amsterdam, Pictoright v Stadsarchief Rotterdam