Door richtlijnconforme uitleg artikel 237 en 239 Rv geanticipeerd op artikel 1019h Rv

29-08-2014 Print this page
IEPT20140827, Rb Den Haag, Ajinomoto v GBT

Dagvaarding is uitgebracht vóór inwerkingtreding artikel 1019h Rv, maar door richtlijnconforme uitleg artikel 237 en 239 Rv geanticipeerd op 1019h. Proceskosten voldoende gespecificeerd: voldoende dat per factuur urenspecificaties zijn gegeven en uurtarief uit productie 74 af te leiden. Proceskosten niet onredelijk en onevenredig: onvoldoende gemotiveerd. Handhavingsrichtlijn van toepassing op nietigheidsprocedure: hangt samen met in conventie voorliggende handhavingsacties. Nederlandse deel EP 712 vernietigd voor zover verleend voor meer dan is vervat in hoofdverzoek van tussenvonnis van 22 augustus 2007. Proceskostenveroordeling: € 1.005.724,08.

 

OCTROOIRECHT - PROCESRECHT

 

Eindvonnis. Vervolg op IEPT20130320 en IEPT20070822 (tussenvonnissen). Thans moet de rechtbank alleen nog maar oordelen over de met de geldigheid van en inbreuk op EP 710 en 712 samenhangende vorderingen die in het tussenvonnis van 22 augustus 2007 (IEPT20070822)  al wel zijn beoordeeld, maar waarop nog niet in het dictum is beslist, alsmede op de gevorderde proceskosten van de gehele procedure in eerste instantie.

 

Ondanks dat de dagvaarding is uitgebracht vóór inwerkingtreding artikel 1019h Rv en artikel 1019h Rv daardoor niet van toepassing is, worden artikelen 237  Rv en 239 Rv richtlijnconform uitgelegd, zodat inzake de proceskostenveroordeling wordt geanticipeerd op artikel 1019h Rv. Ajinomoto heeft haar proceskosten voldoende gespecificeerd, door per factuur urenspecificaties te geven en omdat uit productie 74 het uurtarief van de advocaten is af te leiden. De informatie heeft GBT voldoende in staat gesteld om de redelijkheid van de in rekening gebrachte uurtarieven te betwisten. GBT wordt wel toegegeven dat de door Ajinomoto verschafte specificatie weinig handzaam is.

 

GBT heeft onvoldoende gemotiveerd dat de proceskosten exorbitant hoog zijn. Het feit dat de kosten van Ajinomoto hoger zijn dan die van GBT zorgt er niet voor dat ze reeds onredelijk en onevenredig zijn. GBT heeft voorts betoogd dat, omdat het om een nietigheidsprocedure gaat, de handhavingsrichtlijn niet van toepassing is, krachtens het Bericap-arrest (IEPT20121115), maar de rechtbank gaat hier niet in mee. Volgens de rechtbank is de onderhavige procedure geen zuivere nietigheidsprocedure. De nietigheidsvorderingen vloeien immers voort uit de in conventie voorliggende handhavingsacties zijdens Ajinomoto, waardoor sprake is van samenhang tussen de nietigheidsvorderingen en de inbreukvorderingen, waardoor krachtens Danisco/Novozymes (IEPT20130226) de handhavingsrichtlijn wel van toepassing is.

 

Het Nederlandse deel van EP 712 wordt vernietigd voor zover het is verleend voor meer dan is vervat in het hoofdverzoek van het tussenvonnis (IEPT20070822). In dat tussenvonnis is overwogen dat Ajinomoto ervoor heeft gekozen haar octrooi slechts in beperkte zin te verdedigen, terwijl GBT in reconventie (gedeeltelijke) vernietiging van de Nederlandse delen van EP 710 en 712 heeft gevorderd. GBT wordt veroordeeld in de proceskosten van € 452.575,84 in reconventie en € 553.148,24 in conventie = € 1.005.724,08.

 

IEPT20140827, Rb Den Haag, Ajinomoto v GBT