Matiging boete vaststellingsovereenkomst vanwege buitensporig en onaanvaardbaar resultaat

21-10-2014 Print this page
IEPT20141014, Hof Amsterdam, SBS
(Met dank aan Josine van den Berg en Sebastiaan Brommersma, Klos Morel Vos & Schaap)

Geen aanwijzingen dat vaststellingsovereenkomst tussen SBS en gedaagde slechts ziet op verbod tot uitzenden gehele uitzending en geen ondergrens dat boetebeding slechts geldt bij privacy inbreuk: gedaagde daadwerkelijk herkend door derden. Matiging boete uit vaststellingsovereenkomst tot € 15.000: getoonde fragmenten van zeer korte duur, geen aantoonbare schade en overeenkomst bevat geen absoluut verbod, waardoor inroepen boetebeding zorgt voor buitensporig en onaanvaardbaar resultaat.

VASTSTELLINGSOVEEREENKOMST

 

SBS heeft op 10 oktober 2002 met herhaling op 16 januari 2003 een aflevering het programma “Peter R. de Vries, misdaadverslaggever” met als titel “De huurmoorden”. Het onderwerp van de aflevering was de mogelijke betrokkenheid van gedaagde en zijn toenmalige echtgenote bij de voorbereiding van een drietal huurmoorden. Partijen hebben in 2008 een schikking getroffen ter terechtzitting bij de voorzieningenrechter. In 2010 zijn beelden van gedaagden getoond bij een promo voor het jubileumprogramma  “15 jaar Peter R. de Vries misdaadverslaggever”. In eerste aanleg (IEPT20130423, Rb) is SBS veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 60.000 op grond van de schikkingsovereenkomst. De grieven van SBS tegen dit vonnis slagen.

 

De omstandigheden waaronder de tekst van de overeenkomst tot stand is gekomen biedt geen aanwijzingen voor de stelling van SBS dat de overeenkomst slechts ziet op het uitzenden van gehele uitzendingen. De overeenkomst is namelijk gesloten in een kort geding dat was aangespannen omdat gedeelten van uitzendingen waren herhaald. De strekking van de overeenkomst leidt niet tot een ander oordeel. Het hof gaat dan ook ervan uit dat partijen hebben bedoeld dat SBS een boete verbeurt elke keer dat zij beelden van de gewraakte aflevering(en) uitzendt. SBS heeft gesteld dat hierbij een ondergrens zou gelden, waarbij geen boete wordt verbeurd in het geval dat het uitzenden van de beelden geen daadwerkelijke inbreuk op de privacy van gedaagde oplevert. Het hof oordeelt dat voor zover sprake was van zo’n ondergrens, SBS zich hier niet op kan beroepen. Het staat namelijk vast dat gedaagde daadwerkelijk door derden is herkend.

 

De stelling van SBS dat niet gedaagde, maar een familielid in beeld is geweest en daardoor geen boete kan worden opgeëist wordt afgewezen, omdat onvoldoende is betwist dat de familieleden de boete hebben gecedeerd aan eiser. Het hof matigt de boete echter tot de € 15.000.. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de fragmenten van zeer korte duur waren en dat niet concreet is gesteld welke schade het gevolg is van de uitzendingen, waardoor het hof er vanuit gaat dat de schade nihil is. Daarnaast bevat de overeenkomst geen absoluut verbod, maar staat het SBS vrij om de beelden te herhalen als deze actualiteitswaarde krijgen. Het feit dat gedaagde het beding vijfmaal heeft ingeroepen zorgt voor een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat. Gedaagde wordt veroordeeld om een bedrag van € 66,825,52 terug te betalen aan SBS.

 

IEPT20141014, Hof Amsterdam, SBS

(ECLI-versie)