Mogelijk prejudiciële vragen over of BVIE posterieur verdrag is aan EEX-Vo

24-10-2014 Print this page
IEPT20141022, Rb Den Haag, Brite Strike

Rb overweegt vragen te stellen over of BVIE posterieur verdrag is aan EEX-Vo  en stelt partijen in gelegenheid zich hierover uit te laten

 

MERKENRECHT - IPR

 

Brite Strike Technologies Inc stelt dat Brite Strike Technologies SA inbreuk maakt op haar merkenrechten door het Benelux woordmerk “BRITE STRIKE” te laten inschrijven en vordert nietigverklaring en doorhaling. Brite Strike SA vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaard.

 

Het antwoord op de vraag of de rechtbank bevoegd is, is afhankelijk van de vraag of artikel 4.6 BVIE prevaleert op de bevoegdheidsregeling van de EEX-Vo. Indien dat het geval is, is de rechtbank Den Haag niet bevoegd. Omdat in FKP v Spirits (IEPT20140730) om procedurele redenen de prejudiciële vragen over dit onderwerp niet zullen worden gesteld, overweegt de rechtbank om de prejudiciële vragen in de onderhavige zaak te stellen. De rechtbank stelt partijen in de gelegenheid zich over de vragen uit te laten en over aan welk gerecht deze dienen te worden gesteld.

 

“I. Dient het BVIE (op de in het arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 november 2013, overwegingen 28 - 34 genoemde gronden) te worden aangemerkt als een posterieur verdrag zodat artikel 4.6 BVIE niet kan worden aangemerkt als een bijzondere regeling in de zin van artikel 71 EEX-Vo?

Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord:

II. Volgt uit artikel 22 lid 4 EEX-Vo dat zowel de Belgische, als de Nederlandse en de Luxemburgse rechter internationaal bevoegd zijn van het geschil kennis te nemen?

III. Zo nee, hoe dient dan in een geval als het onderhavige te worden vastgesteld of de Belgische, dan wel de Nederlandse of de Luxemburgse rechter internationaal bevoegd is? Kan voor deze (nadere) vaststelling van de internationale bevoegdheid artikel 4.6 BVIE (wél) worden toegepast?

IV. Voor zover met vaststelling van de internationale bevoegdheid niet tevens de relatieve bevoegdheid is vastgesteld, dient dan de relatieve bevoegdheid te worden bepaald aan de hand van het nationale (Belgische, Nederlandse respectievelijk Luxemburgse) recht of dient daarvoor artikel 4.6 BVIE (wél) te worden toegepast?”

 

IEPT20141022, Rb Den Haag, Brite Strike