Rente over winstafdracht Shoppingspel vanaf 1989 in plaats van 1997

14-11-2014 Print this page
IEPT20141114, HR, Shoppingspel III


Artikel 27a Aw ziet slechts op daadwerkelijk genoten winst; geen punitief karakter. Hof heeft winstafdracht (art. 27a Aw) op juiste wijze begroot: rekening gehouden met niet bewaren financiële administratie en zo realistisch mogelijke schatting gemaakt van behaalde winst. Rente over winstafdracht vanaf 1 november 1989: hof heeft ten onrechte verweer hiertegen in oordeel betrokken, pas gevoerd na tweede verwijzing en uitbreiding rechtsstrijd niet aanvaard door eiser. Hof heeft terecht reeds betaalde compensatoire rente niet in mindering op toewijsbare hoofdsom gebracht: standpunt niet ingenomen voor hof.

 

 SCHADEVERGOEDING - WINSTAFDRACHT

 

Cassatie tegen IEPT20140723, waarin het hof na de tweede verwijzing door de Hoge Raad (zie IEPT20061208) heeft geoordeeld dat De Boer €  86.840 aan winstafdracht diende te betalen aan eiser en dat de rente over de winstafdracht vanaf 9 april 1997 diende te worden betaald.

 

De Hoge Raad oordeelt allereerst dat het Hof de winstafdracht in de zin van artikel 27a Aw op de juiste wijze heeft begroot. Het hof heeft immers ten nadele van De Boer uit het niet bewaren van financiële gegevens, in het bijzonder door onduidelijkheden of onzekerheden in het door De Boer geleverde bewijs volledig voor haar rekening laten komen en De Boer volledig belast met de kosten van de deskundigen. Verder heeft het hof kennelijk een zo realistisch mogelijke schatting willen maken van de door De Boer behaalde winst, hetgeen bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in zijn oordeel dat niet aannemelijk is dat een ondernemer als De Boer voor een verliesgevende spaaractie zou hebben gekozen.

 

Het hof had echter De Boer in winstafdracht vanaf 1 november 1989 moeten veroordelen. Het verweer hiertegen is pas gevoerd na de tweede verwijzing door de Hoge Raad en het blijkt niet dat eiser deze uitbreiding van de rechtsstrijd heeft aanvaard. Het hof heeft wel terecht reeds aan eiser betaalde compensatoire rente niet in mindering op de toewijsbare hoofdsom gebracht. Eiser heeft in het oproepingsexploot waarmee het tweede geding na verwijzing bij het hof Amsterdam is ingeleid, in de vordering opgenomen "onder aftrek van € 28.508,92". De gedingstukken laten geen andere conclusie toe dan dat (ook) De Boer voor het hof niet het standpunt heeft ingenomen dat op de toewijsbare hoofdsom tevens de betaalde compensatoire rente in mindering moest worden gebracht. Het arrest van het hof wordt vernietigd met betrekking tot de rente over de winstafdracht. De Hoge Raad wijst deze toe met ingang van 1 november 1989.

 

IEPT20141114, HR, Shoppingspel III

(ECLI)