Extra redactionele aandacht inkopen om negatief te laten publiceren op onrecht.nl

10-04-2024 Print this page
IEPT20240402, Hof Arnhem-Leeuwarden, huidige partners v voormalige partner

Onrechtmatig handelen door betaalde opdracht te geven om (negatief) te publiceren op onrecht.nl; belangenafweging. Flagrante schending waarheidsplicht: veroordeling tot betaling volledige advocaatkosten. Botsing tussen twee fundamentele rechten. Enerzijds het recht van [de voormalige partner] op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer, eer en goede naam (artikel 8 EVRM) en anderzijds het recht van [de websitebeheerder] (en indirect van [huidige partners] ) op vrijheid van meningsuiting, waaronder de persvrijheid (artikel 10 EVRM).
 

PRIVACY & PUBLICATIE

 

Volgens [de voormalige partner] hebben [huidige partners] een derde opdracht gegeven om negatieve artikelen over haar op diverse websites te publiceren, waarbij [huidige partners] deze derde informatie hebben verstrekt die vertrouwelijk is, dan wel onder een verbod tot verstrekking valt.

 

[de voormalige partner] heeft bij de voorzieningenrechter onder meer een verbod onder dwangsom gevorderd tegen [huidige partners] om derden de opdracht te geven om artikelen over haar te (laten) publiceren waarin haar goede naam en reputatie worden aangetast en veroordeling in de volledige proceskosten. [de man] heeft gevorderd dat hij wordt ontheven uit zijn verplichtingen die bij vonnis van 15 december 20201 zijn opgelegd, dan wel dat deze verplichtingen worden geschorst (in die zin dat hij ten behoeve van zijn verdediging kan beschikken over het rapport van Lumen Lawyers).



De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [de voormalige partner] grotendeels toegewezen met uitzondering van de vordering tot vergoeding van de volledige proceskosten en de vordering van [de man] afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep van [huidige partners] is dat de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen en dat de afgewezen vordering van [de man] alsnog wordt toegewezen. De bedoeling van het hoger beroep van [de voormalige partner] is dat haar vordering tot veroordeling van [huidige partners] in de volledige proceskosten alsnog wordt toegewezen.

 

Zoals ook uit de hiervoor opgenomen citaten genoegzaam blijkt, heeft [de voormalige partner] haar stelling dat [huidige partners] geld hebben betaald aan [de websitebeheerder] om negatieve publicaties over haar op zijn websites te zetten, grondig onderbouwd.

 

[de websitebeheerder] schrijft weliswaar ook in zijn e-mails dat hij als journalist zijn eigen koers bepaalt en dat ook [huidige partners] niet bepalen wie er schrijft op onrecht.nl en wat de inhoud van de berichten daarop is, maar dat neemt niet weg dat uit de overgelegde e-mail-correspondentie volgt dat hij zich bij deze publicaties heeft laten leiden door het al dan niet ontvangen van betalingen en dat hij zich daarbij heeft laten ‘voeden’ door alle informatie die hij van [de man] en zijn “gemachtigden” heeft ontvangen.

 

Zowel uit de uitspraak van de Raad van Discipline in de tuchtzaak als de door [de voormalige partner] overgelegde stukken volgt dat al vanaf mei 2022, dus ruim voor die mondelinge behandeling, door de voormalig advocaat van [de huidige partner] en door [huidige partners] en zijn “gemachtigden” veelvuldig contact hebben gehad met [de websitebeheerder] en dat er twee betalingen van € 50.000,- hebben plaatsgevonden vanuit [de man] aan [de websitebeheerder] .  Door bij het hof geen enkele openheid van zaken te geven over de betalingen en de veelvuldige contacten met [de websitebeheerder] , hebben [huidige partners] feiten die van belang zijn voor de beslissing achtergehouden voor het hof. [huidige partners] hebben daarmee ook in hoger beroep in strijd met de waarheidsplicht van artikel 21 Rv gehandeld.

 

Zoals de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 5.6 heeft vastgesteld wordt [de voormalige partner] in de publicaties over haar op de website van [de websitebeheerder] in niet mis te verstane bewoordingen onder meer beschuldigd van ‘moderne chantage’, het verspreiden van zelf beschadigende informatie om dwangsommen te innen, het beïnvloeden van de rechtbank, buitenproportionele zelfverrijking en (moderne) afpersing. Daarnaast valt te lezen dat [de voormalige partner] iedereen met een andere mening over de kwestie tussen haar en [de man] zou intimideren of (laten) bedreigen door ze te bestoken met dwangsommen. Ook publiceert [de websitebeheerder] persoonlijke berichten van [de voormalige partner] aan derden.

 


Anders dan [huidige partners] aanvoeren is het zeer aannemelijk dat de gevolgen voor [de voormalige partner] ernstig zijn, omdat deze beschuldigingen bijna dagelijks over haar werden gepubliceerd, waarin haar eer en goede naam werden aangetast. Bovendien kon ook verwacht worden dat de gevolgen van het publiceren van persoonlijke berichten op het internet groot zijn. Door [de websitebeheerder] te ‘voeden’ met dergelijke informatie en negatieve verhalen over [de voormalige partner] konden [huidige partners] ook verwachten dat de negatieve gevolgen van het publiceren van deze berichten voor [de voormalige partner] groot zouden zijn. Het is daarvoor niet vereist dat [de voormalige partner] haar schade nader onderbouwt, zoals [huidige partners] stellen. Ook de stelling dat als via Google op [de voormalige partner] wordt gezocht geen negatieve berichten over haar verschijnen, maakt dit niet anders. Het staat namelijk vast dat deze publicaties met genoemde beschuldigingen op internet stonden en dus voor alle bezoekers van de websites van [de websitebeheerder] zichtbaar waren. [huidige partners] voeren ook aan dat de voorzieningenrechter niet heeft gemotiveerd waarom de publicaties van [de websitebeheerder] geen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Zij laten echter na te onderbouwen in welk feitenmateriaal deze beschuldigingen steun vinden, behalve dat zij daarover een eigen mening hebben gevormd. Dat enig objectief onderzoek ten grondslag lag aan de beschuldigingen die in de richting van [de voormalige partner] worden geuit, is niet gesteld of gebleken.

 

Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat [huidige partners] [de websitebeheerder] de opdracht hebben geven om de inhoud van het zogenaamde Lumen Lawyers rapport te publiceren (zie hiervoor in 3.13), waarmee zij ook onrechtmatig hebben gehandeld tegenover [de voormalige partner] .

 

Gezien deze meerdere schendingen van de waarheidsplicht acht het hof het daarom geraden om [de man] en [de huidige partner] zowel voor de procedure bij de voorzieningenrechter als in hoger beroep op grond van artikel 237 Rv te veroordelen tot betaling van aanzienlijk hogere advocaatkosten dan volgens het gebruikelijke ‘liquidatietarief’.

 

Het Hof bekrachtigt het vonnis en veroordeelt [huidige partners] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten van [de voormalige partner] in de procedure bij de voorzieningenrechter: € 15.000,- aan advocaatkosten en 24.000 aan advocaatkosten in hoger beroep.

 

ECLI:NL:GHARL:2024:2236