A-G: mededeling aan publiek indien beheerder torrentsite op de hoogte is van inbreuk

08-02-2017 Print this page
B914809
(Met dank aan Bastiaan van Ramshorst, BREIN)

Zaak C-610/15: Brein v Ziggo – XS4ALL. Conclusie A-G Szpunar.

 

Auteursrecht. Conclusie A-G inzake prejudiciële vragen van de Hoge Raad (IEPT20151113) aan het Hof van Justitie met betrekking tot de blokkering van The Pirate Bay.

 

Naar het oordeel van de A-G is kort gezegd sprake van een mededeling aan het publiek als een beheerder van een P2P-website, waarop auteursrechtelijk beschermde werken worden aangeboden, ervan op de hoogte is dat de werken zonder toestemming van de auteursrechthebbende beschikbaar worden gesteld niet reageert om het werk ontoegankelijk te maken. Hiermee is vraag 1 beantwoord. Voor het geval dat het HvJEU hier niet in meegaat wordt ook vraag 2 van de Hoge Raad onderzocht. Volgens de A-G kan op grond van artikel 8(3) Auteursrechtrichtlijn aan een tussenpersoon een bevel worden opgelegd om de toegang tot een indexeringssite van een P2P-netwerk te blokkeren, indien die website krachtens nationaal recht aansprakelijk kan worden gehouden voor de auteursrechtinbreuken door de gebruikers van dat netwerk. De maatregelen moeten wel evenredig zijn met de omvang en ernst van de gepleegde inbreuken, hetgeen de nationale rechter na moet gaan. Volgens de A-G is dit overigens het geval bij The Pirate Bay:

 

“76. Volgens mij zou in die omstandigheden de ontzegging van de toegang tot informatie voor internetgebruikers die voortvloeit uit de blokkade van de website van TPB, evenredig zijn met de omvang en de ernst van de op deze website gepleegde inbreuken op de auteursrechten. Mijn beoordeling is gebaseerd op zowel de proportie van de onrechtmatige content als de houding van de beheerders van deze website. Dit geldt des te meer omdat, wanneer werken rechtmatig op een peer-to-peernetwerk worden uitgewisseld, het zeer waarschijnlijk is dat zij even gemakkelijk en gratis toegankelijk zijn via andere middelen of gemakkelijk beschikbaar kunnen worden gesteld. De situatie zou geheel anders zijn in het geval van een website waarop slechts marginaal onrechtmatige content aanwezig is en de beheerders loyaal handelen om deze te verwijderen.”

 

De A-G geeft het Hof in overweging vraag 1 als volgt te beantwoorden:

 

“54. De eerste prejudiciële vraag moet derhalve aldus worden beantwoord dat het feit dat een beheerder van een website het mogelijk maakt bestanden te vinden die auteursrechtelijk beschermde werken bevatten en ter uitwisseling worden aangeboden in een peer-to-peernetwerk, door deze bestanden te indexeren en hiervoor te voorzien in een zoekmotor, een mededeling aan het publiek vormt in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29, indien deze beheerder ervan op de hoogte is dat een werk beschikbaar wordt gesteld op het netwerk zonder toestemming van de auteursrechthebbenden en hij niet reageert om dit werk ontoegankelijk te maken.”

 

Indien vraag 1 ontkennend wordt beantwoord geeft de A-G het Hof in overweging de tweede vraag als volgt te beantwoorden:

 

“84. Derhalve geef ik het Hof in overweging om, in het geval dat de eerste prejudiciële vraag ontkennend wordt beantwoord, op de tweede vraag te antwoorden dat artikel 8, lid 3, van richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat op grond van dit artikel een tussenpersoon een bevel mag worden opgelegd om de toegang tot een indexeringssite van een peer-to-peernetwerk voor zijn gebruikers te blokkeren indien de beheerder van die website krachtens het nationale recht aansprakelijk kan worden gehouden voor de inbreuken op het auteursrecht door de gebruikers van dat netwerk, mits deze maatregel evenredig is met de omvang en de ernst van de gepleegde inbreuken op het auteursrecht, hetgeen de nationale rechter dient na te gaan.”

 

Lees de conclusie hier.