A-G over rechtsgevolg beslissingen m.b.t. nevenvorderingen tegen verschillende verweersters

01-03-2017 Print this page
B914858

Gevoegde zaken C-24/16 en C-25/16: Nintendo v BigBen. Conclusie A-G Bot.  

 

IPR. Modelrecht. Nintendo is modelhouder voor een aantal Gemeenschapsmodellen voor accessoires zoals de “Nunchuk”, het “Balance Board” en afstandsbedieningen. BigBen Interactive heeft een aantal dochtervennootschappen en produceert accessoires die compatibel zijn met de Wii, die zij verkoopt in België, Frankrijk, Luxemburg en aan haar Duitse dochteronderneming. Volgens Nintendo is sprake van inbreuk op haar Gemeenschapsmodellen. Het Landgericht Düsseldorf heeft geoordeeld dat BigBen Frankrijk en BigBen Duitsland inbreuk hebben gemaakt op de Gemeenschapsmodellen van Nintendo. Het Oberlandesgericht Düsseldorf heeft in het kader van het geschil een viertal vragen gesteld aan het Hof van Justitie EU. A-G Bot geeft het Hof in overweging de vragen als volgt te beantwoorden:

 

1) Artikel 79, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende gemeenschapsmodellen, gelezen in samenhang met artikel 6, punt 1, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, moet aldus worden uitgelegd dat beslissingen van een nationale rechter jegens twee verweersters die in twee verschillende lidstaten zijn gevestigd, naar aanleiding van nevenvorderingen bij een inbreukvordering, zoals vorderingen tot schadevergoeding, tot vernietiging of terugroeping van de inbreukmakende producten, tot vergoeding van de advocatenkosten of ook tot publicatie van de uitspraak, rechtsgevolgen hebben op het gehele grondgebied van de Europese Unie.

 

2) Artikel 89, lid 1, onder d), van verordening nr. 6/2002 moet aldus worden uitgelegd dat het begrip ‚andere sancties’ verwijst naar vorderingen als de vordering tot vernietiging van de inbreukmakende producten, tot terugroeping van die producten alsmede tot publicatie van de uitspraak. De vorderingen tot schadevergoeding, tot het verkrijgen van boekhoudkundige informatie van de onderneming en tot vergoeding van de advocatenkosten vallen evenwel niet onder dit begrip.

 

3) Artikel 89, lid 1, onder d), van verordening nr. 6/2002 en artikel 8, lid 2, van verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen, moeten aldus worden uitgelegd dat het recht dat van toepassing is op de nevenvorderingen bij een inbreukvordering, die strekken tot vernietiging van de inbreukmakende producten, tot terugroeping van deze producten, tot publicatie van de uitspraak, tot schadevergoeding, tot het verkrijgen van boekhoudkundige informatie van de onderneming en tot vergoeding van de advocatenkosten, het recht is van het grondgebied van de lidstaat waar de gebeurtenis die ten grondslag ligt aan de vermeende inbreuk zich heeft voorgedaan of zich dreigt voor te doen. In casu is de gebeurtenis die ten grondslag ligt aan de vermeende inbreuk de vervaardiging van de inbreukmakende producten.

 

4) Artikel 20, lid 1, onder c), van verordening nr. 6/2002 moet aldus worden uitgelegd dat onder het begrip „handelingen bestaande in de reproductie ter illustratie” ook wordt verstaan het gebruik door een derde van afbeeldingen van producten waarin beschermde gemeenschapsmodellen zijn verwerkt, met het oog op de verkoop van zijn eigen producten. Het staat aan de nationale rechter om na te gaan of die reproductiehandeling verenigbaar is met de eerlijke handelsgebruiken, of zij niet zonder noodzaak afbreuk doet aan de normale exploitatie van het model en of de bron wordt vermeld.”

 

Lees de conclusie hier.