Advies van de Commissie Auteursrecht in verband met implementatie van richtlijn 2019/790 (DSM)

19-05-2020 Print this page
B916053

<<BOEK9 DOSSIER>>

 

Advies van de Commissie auteursrecht aan de Minister voor Rechtsbescherming over het implementatiewetsvoorstel Richtlijn auteursrecht in de digitale eengemaakte markt (Richtlijn (EU) 2019/790)

 

"[...] 

II.8. Artikelen 29c en 29d Aw: Aansprakelijkheid voor aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content
De in het conceptwetsvoorstel voorgestelde artikelen 29c en 29d Aw implementeren de regeling uit artikel 17 van de DSM-richtlijn.
De Commissie adviseert allereerst om de terminologie uit de DSM-richtlijn te hanteren door in dit geval in het bijzonder te spreken over “aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content” en niet van het meer spraakgebruikelijke/technische begrip “platform”.

 

De Commissie merkt op dat in de concept-Memorie van Toelichting (op p. 11 en p. 33) een circulaire formulering uit de DSM-richtlijn is overgenomen. Er wordt daar met zoveel woorden gesproken over een “platformaanbieder” die toegang biedt. De Commissie adviseert hierover nadere duiding te geven in de Memorie van Toelichting en in ieder geval te vermelden dat er in dit verband nadrukkelijk een auteursrechtelijke last op de “platformaanbieder” ligt.
De Commissie constateert dat er niet voor is gekozen om artikel 17, lid 3, van de DSM-richtlijn te implementeren. Daarin staat met zoveel woorden dat “platformaanbieders” die onder de werking van artikel 17 vallen en een mededeling aan het publiek of beschikbaarstelling voor het publiek verrichten,4 geen beroep kunnen doen op de beperking van aansprakelijkheid (de zogenaamde ‘hosting safe harbour’) van artikel 14, lid 1, van Richtlijn 2000/31/EG. Om eventuele misverstanden hierover te voorkomen, geeft de Commissie in overweging om deze bepaling wel expliciet in de wet op te nemen, bij voorkeur in artikel 6:196c BW.

 

Krachtens het voorgestelde artikel 29c, lid 5, dienen “platformaanbieders” een onpartijdige geschillencommissie in te stellen voor gebruikers over ten onrechte verwijderde werken. De geschillenbeslechting moet doeltreffend en snel zijn en een oordeel vellen dat aan menselijke toetsing is onderworpen. De Commissie meent dat de Nederlandse wetgever meer invulling kan geven aan de behandeling van klachten over ten onrechte verwijderde werken.
De Commissie meent dat gebruikers de mogelijkheid zouden moeten hebben hun klachten over de verwijdering van werken die door hen op de website zijn openbaar gemaakt of de blokkering van werken die zij aldaar trachten openbaar te maken niet meteen aan een onafhankelijke geschillencommissie voor te leggen, zoals thans is voorgesteld in art. 29c, lid 5. Aan gebruikers zou de mogelijkheid kunnen worden geboden om eerst een klacht in te dienen bij de “platformaanbieder” zelf. De gedachte hierachter is dat door een laagdrempelige, interne klachtprocedure mogelijk een snellere correctie kan worden bereikt dan via een onafhankelijke geschillencommissie. De geschillencommissie kan dan als een beroepsinstantie fungeren, waarop gebruikers beroep kunnen doen indien de klacht door de “platformaanbieder” wordt afgewezen of niet tijdig in behandeling wordt genomen. Dit zou ook meer in overeenstemming zijn met artikel 17, lid 9, van de DSM-richtlijn, waarin wordt gesproken over “een doeltreffend en snel klachten- en beroepsmechanisme”.

 

Indien de wetgever deze aanbeveling zou overnemen, dan dienen, teneinde de doeltreffendheid en snelheid van de procedure te waarborgen, de door de “platformaanbieder” te hanteren toetsingsmaatstaf en de procedurevoorschriften helder te worden omschreven.

 

Een dergelijke klachtprocedure zou er als volgt kunnen uitzien.
(i) De “platformaanbieder” legt een klacht van een gebruiker onmiddellijk voor aan de rechthebbende op wiens verzoek het werk is verwijderd.
(ii) Indien de “platformaanbieder” niet of niet tijdig een reactie van de bewuste rechthebbende heeft ontvangen, of wanneer de klacht hem mogelijk gegrond voorkomt, met name in het licht van mogelijke toepasselijkheid van een wettelijke beperking, plaatst hij het werk onmiddellijk terug of maakt hij het alsnog openbaar, in afwachting van eventuele verdere behandeling van de klacht door een onafhankelijke geschillencommissie of door de rechter.
(iii) Indien er wel een reactie van de rechthebbende is ontvangen, deelt de “platformaanbieder” deze reactie mede aan de klager, waarna hij vervolgens gemotiveerd beslist op de klacht.
(iv) Tegen deze beslissing kan zowel door de klager als door de rechthebbende beroep worden ingesteld bij de geschillencommissie.

 

De wetgever zou eventueel zelf de binnen de klachtprocedure te hanteren reactie- en beslistermijnen kunnen vaststellen. In ieder geval dienen die termijnen kort te zijn, teneinde langdurige administratieve procedures voor gebruikers te voorkomen. [...]"

 

Lees het volledige advies hier (PDF), hier (dossier rijksoverheid) of hier (Boek 9 dossier)