Conclusie A-G HvJEU over de uitleg van artikel 4(3) Merkenrichtlijn

24-03-2015 Print this page
B913651

Conclusie A-G Wahl, 24 maart 2015, Iron & Smith v Unilever.

Merkenrecht. Het onderhavige geding betreft de juiste uitlegging van artikel 4 lid 3 van de Merkenrichtljn. Aan de orde is de verhouding tussen nationale woordmerken, enerzijds, en gemeenschapsmerken, anderzijds, alsook de omvang van de aan oudere bekende merken te bieden bescherming. In deze context rijzen twee vragen: i) Hoe moet „in de Gemeenschap bekend is” in de zin van artikel 4, lid 3, van de richtlijn worden uitgelegd? en ii) Mag de inschrijving van een jonger nationaal merk in een lidstaat worden geweigerd wanneer een gemeenschapsmerk – dat in andere delen van de Europese Unie bekend is – in die lidstaat niet zeer bekend is?

De A-G geeft het Hof in overweging de vragen van de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) te beantwoorden als volgt:

1) Voor de toepassing van artikel 4, lid 3, van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten kan het – afhankelijk van het specifieke merk dat als bekend wordt omschreven, en dus afhankelijk van het betrokken publiek – volstaan dat een gemeenschapsmerk bekend is in één lidstaat, die niet de staat hoeft te zijn waarin een beroep wordt gedaan op die bepaling. Dienaangaande zijn de beginselen die in de rechtspraak zijn ontwikkeld voor het vereiste van normaal gebruik van een merk, niet relevant om vast te stellen of er sprake is van bekendheid in de zin van artikel 4, lid 3, van de richtlijn.

2) Wanneer het oudere gemeenschapsmerk niet bekend is in de lidstaat waarin een beroep wordt gedaan op artikel 4, lid 3, van de richtlijn, moet worden aangetoond dat een commercieel relevant gedeelte van het relevante publiek in die lidstaat een verband zal leggen met het oudere merk om te bewijzen dat zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel is getrokken uit of afbreuk is gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het gemeenschapsmerk in de zin van die bepaling. In dat verband is de sterkte van het oudere merk een belangrijk element bij het bewijs van een dergelijke associatie.

Lees de conclusie hier.