Conclusie A-G over uitlegging begrip “vestiging” uit artikel 97(1) Uniemerkenverordening

13-01-2017 Print this page
B914760

Zaak C-617/15 – Hummel Holding. Conclusie A-G E. Tanchev

 

Merkenrecht. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft uitlegging van het begrip “vestiging” in de zin van artikel 97(1) Uniemerkenverordening. Het Overlandesgericht Düsseldorf vraagt zich af of in het geval van de Amerikaanse verweerster (Nike), die een kleindochter in Duitsland heeft, sprake is van een “vestiging”.

 

De A-G geeft het Hof in overweging de vraag als volgt te beantwoorden:

 

“In omstandigheden als in het hoofdgeding moet een juridisch zelfstandige, in een lidstaat van de Unie gevestigde kleindochter van een onderneming die zelf geen zetel heeft in de Europese Unie, worden aangemerkt als ‚vestiging’ van die onderneming in de zin van artikel 97, lid 1, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB 2009, L 78, blz. 1) indien deze juridisch zelfstandige kleindochter van deze onderneming een centrum van werkzaamheid is dat zich in de lidstaat waar het is gelegen naar buiten duurzaam manifesteert als het verlengstuk van het moederbedrijf uit de derde staat.”

 

Lees de conclusie hier.