Distributiestelsel met doel instandhouding luxe-imago producten vormt verenigbare mededingingsfactor

28-07-2017 Print this page
B915063

Zaak C-230/16: Coty Germany v Parfürmerie Akzente. Oberlandesgericht Frankfurt/M – Duitsland. Conclusie A-G N. Wahl

Zie dit Boek9-bericht voor de prejudiciële vragen.

A-G Wahl concludeert dat selectieve distributiestelsel voor de verkoop van luxe en prestigieuze artikelen die primair tot doel hebben het “luxe-imago” van de artikelen in stand te houden, een verenigbare mededingingsfactor (artikel 101 lid 1 VWEU), kunnen vormen. Op voorwaarde

  • Dat de distribiteurs worden gekozen op basis van objectieve criteria van kwalitatieve aard, waarbij de criteria

    • alle potentiële wederverkopers uniform worden vastgesteld

    • zonder discriminatie worden toegepast

  • Van de aard van het betrokken product, waaronder het prestigieuze imago;

  • Dat de Selectieve distributie dient ter waarborging van het behoud van de kwaliteit en noodzakelijk is voor het juiste gebruik van het product;

  • Dat de vastgestelde criteria niet verder gaan dan noodzakelijk is.


Een verbod voor op detailhandelniveau werkzame leden van een selectief distributiestelsel om bij onlineverkoop naar buiten toe kenbaar derde ondernemingen in te schakelen vormt geen beperking van de klantenkring.
Een verbod voor op detailhandelniveau werkzame leden van een selectief distributiestelsel om bij onlineverkoop naar buiten toe kenbaar derde ondernemingen in te schakelen vormt geen beperking van de passieve verkoop aan de eindgebruiker.

“157. Gelet op het bovenstaande geef ik het Hof in overweging, de vragen van het Oberlandesgericht Frankfurt am Main te beantwoorden als volgt:

  1. Selectieve distributiestelsels voor de verkoop van luxe en prestigieuze artikelen die primair tot doel hebben het ‚luxe-imago’ van de artikelen in stand te houden, vormen een met artikel 101, lid 1, VWEU verenigbare mededingingsfactor, mits de distributeurs worden gekozen op basis van objectieve criteria van kwalitatieve aard die voor alle potentiële wederverkopers uniform worden vastgesteld en zonder discriminatie worden toegepast, de aard van het betrokken product, waaronder het prestigieuze imago, selectieve distributie ter waarborging van het behoud van de kwaliteit en het juiste gebruik van het product noodzakelijk maakt, en de vastgestelde criteria niet verder gaan dan noodzakelijk is.

  2. Om vast te stellen of een contractbepaling op grond waarvan het de erkende distributeurs van een distributiestelsel verboden is bij onlineverkoop naar buiten toe kenbaar platforms van derden in te schakelen, al dan niet met artikel 101, lid 1, VWEU verenigbaar is, dient de verwijzende rechter te onderzoeken of die contractbepaling noodzakelijk is gelet op de aard van het product, uniform is vastgesteld en zonder onderscheid wordt toegepast en niet verder gaat dan noodzakelijk is.

  3. Een verbod voor op detailhandelniveau werkzame leden van een selectief distributiestelsel om bij onlineverkoop naar buiten toe kenbaar derde ondernemingen in te schakelen, vormt geen beperking van de klantenkring van de detailhandelaar in de zin van artikel 4, onder b), van verordening (EU) nr. 330/2010 van de Commissie van 20 april 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen van verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen.

  4. Een verbod voor op detailhandelniveau werkzame leden van een selectief distributiestelsel om bij onlineverkoop naar buiten toe kenbaar derde ondernemingen in te schakelen, vormt geen beperking van de passieve verkoop aan de eindgebruiker in de zin van artikel 4, onder c), van verordening nr. 330/2010.”

C-230/16 - ECLI:EU:C:2017:603