Frankrijk 2014 – Deel II

01-04-2015 Print this page
B913678

BIE maart 2015, p. 54-60, Rein-Jan-Prins: "Lagere overheden (gemeenten, departementen, regio’s) hebben behoefte aan een betere bescherming van hun naam. Niet dat deze niet beschermd is, maar het blijkt in de praktijk onvoldoende. In 1991 is de Europese merkenrichtlijn geïmplementeerd en is er in de CPI het artikellid opgenomen dat een merk nietig verklaart dat het publiek kan misleiden met betrekking tot de geografische herkomst. Frankrijk heeft daarenboven aan de absolute nietigheidsgronden nog een bepaling toegevoegd die niet in de Europese richtlijn stond: tekens die de naam, het imago of de bekendheid van een collectivité territoriale aantasten. Deze bepaling houdt niet een algemeen verbod in, in de zin dat niemand de naam van een gemeente of regio mag deponeren, maar alleen een verbod in geval het depot in strijd is met het algemeen belang. Als er op ongerechtvaardigde wijze commercieel profijt wordt getrokken uit de naam van een overheidsorgaan. In de nieuwe Loi Hamon is nog een versterking van de rechten van de lagere overheden opgenomen. Volgens het nieuwe artikel L 712-2-1 CPI worden ze op hun verzoek voortaan automatisch gewaarschuwd door het INPI zodra iemand hun naam deponeert, terwijl er bovendien een speciaal oppositierecht voor hen is gecreëerd – immers voor een niet-merkhouder – om zich tegen een misleidend merkdepot te verzetten. Maar de beste oplossing voor een sterkere naamsbescherming is natuurlijk dat het overheidsorgaan in kwestie zelf zijn naam als merk deponeert, zodat het een volwaardig eerder merkrecht heeft. Immers, zonder een eigen merk, en ondanks de genoemde versterkte bescherming, vergaat het een gemeente of regio soms niet goed. Een illustratie daarvan vormt de Laguiole–zaak."