Informatie over rol JAK pathways bij ontstaan reumatoïde artritis geen verkapte reclame JAK-remmer

19-04-2017 Print this page
B914904
(Met dank aan Marloes Meddens-Bakker, The Law Factor)

 CGR, 12 april 2017, Eli Lilly v Pfizer

 Reclamerecht
. Lilly en Pfizer hebben beiden een geneesmiddel ontwikkeld voor de behandeling van reumatoïde artritis (hierna: ‘RA’) door het blokkeren van JAK pathways. Pfizer heeft in 2016 en 2017 advertenties geplaatst over de invloed van JAK pathways bij het ontstaan van RA. Hierbij is telkens het logo van Pfizer geplaatst en onder meer de tekst: “JAK pathways. Signalling the future”. Ook heeft Pfizer de website www.jakpathways.nl gebruikt voor het verspreiden van deze informatie (tot 15 november 2016 algemeen toegankelijk en daarna via een login voor beroepsbeoefenaars) en heeft ze nascholingen aangeboden en geadverteerd. Lilly heeft hiertegen een klacht ingediend, omdat ze de uitingen van Pfizer in strijd vindt met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame (hierna: “Gedragscode”). Het bezwaar van Lilly is met name dat Pfizer juist nu zo prominent de aandacht vestigt op de rol van JAK pathways, nu de registratie van haar JAK-remmer Xeljanz aanstaande is. Hierdoor zouden de uitingen van Pfizer naar reclame verkleuren. De klacht wordt ongegrond verklaard.

 

Kern van het geschil is de vraag of de uitingen van Pfizer dienen te worden aangemerkt als informatie, of dat deze kwalificeren als reclame in de zin van de Gedragscode. De Commissie ziet in dat Pfizer er een commercieel belang bij had om vooruitlopend op de naderende introductie van haar geneesmiddel bij beroepsbeoefenaren de aandacht te vestigen op de rol van JAK pathways bij het ontstaan van RA. Vanwege het ontbreken van verwijzingen naar Xeljanz, de werkzame stof tofacitinib of naar JAK-remmers in het algemeen, is het verband tussen de uitingen van Pfizer en het nieuwe geneesmiddel van Pfizer volgens de Commissie echter te ver verwijderd om de uitingen als reclame voor dat middel aan te merken. Om dezelfde reden zijn de uitingen die algemeen toegankelijk waren niet aan te duiden als ongeoorloofde publieksreclame.

 

Lees de uitspraak hier.