OCTROOIRECHT
Nietigheid – could/would-test
geen uitvinding, maar louter toepassing van ambachtelijke vakkennis (would geen could).
Naar het oordeel van de rechtbank wordt hier niets anders gezegd dan dat één-op-één smallere pendelassen moeten worden toegepast om de benodigde tussenwielruimte te krijgen. Niet dat dat alleen op een nader uiteengezette wijze kan worden gedaan. Dat behelst geen uitvinding, maar louter toepassing van ambachtelijke vakkennis. Hetzelfde geldt voor de toepassing van ruimtebesparende wielnaven, vgl. de beschrijving van NL 755 p. 5, rgls. 7-11: Bij voorkeur vertoont elk wiel een in hoofdzaak in zijn vlak gelegen wielnaaf. Door toepassing van dergelijke vlakke wielnaven, in plaats van de meestal gebruikte bolle, uitstekende naven, wordt de voor onderdelen beschikbare ruimte tussen de wielen van elk wielstel gemaximaliseerd. Ook dit behelst toepassing van algemene vakkennis, is ambachtelijk en niet octrooirechtelijk inventief. Aan de woud/could-test is voldaan. De vereiste versmalling kan alleen zo bereikt worden, zo is door Faymonville onvoldoende steekhoudend weersproken gesteld. Van het overwinnen van een vooroordeel is zodoende onvoldoende komen vast te staan. De kortere assen waren gewoon in de markt voorhanden en de "meestal" (derhalve niet: altijd) toegepaste bolle naven zijn vervangen door eveneens bekende vlakke naven om tussenwiel-ruimte te besparen. (...). De gemiddelde vakman zal beseffen dat dat uitsluitend op deze wijze kan gebeuren (would en geen could). Immers, gegeven de wens om een zo compact mogelijke maatvoering te houden in de breedte ten gevolge van wettelijke beperkingen, moet de gewenste verbreding van de centrale uitsparing ten opzichte van "conventionele" pendelasaanhangers uit de stand van de techniek noodzakelijkerwijs ten koste gaan van de ruimte voor de wielstellen. Aangezien ook de maximale aslast per wiel een niet variabel gegeven is voor de vakman (compactheidseisen en maximale aslast voorschriften), zodat de wielen niet kleiner kunnen worden uitgevoerd, is de enige overblijvende variabele om ruimte te creëren – die zich aldus aan de vakman opdringt – het besparen van ruimte tussen de wielen door smallere pendelassen toe te passen, zoals Faymonville terecht aanvoert (vgl. bijv. het bij ant woord sub 2.3. en 4.4. gestelde). De daarvoor benodigde smallere assen en vlakke naven waren gewoon op de markt voorhanden, zoals in 4.12. is uiteengezet.
PROCESRECHT – IPR
Onderzoek bevoegdheid
Nu nietigheid Nederlands octrooi – wat een exclusieve bevoegdheid is van de Nederlandse rechter – in Belgische eerdere procedure aan de orde komt, is het de laatst aangezochte (Nederlandse) rechter bij wijze van uitzondering wel toegestaan de bevoegdheid van de eerst aangezochte (Belgische) rechter te onderzoeken.
Blijkens de overgelegde inleidende processtukken van die Belgische procedure kan de bevoegdheid van de Belgische rechter jegens de in Nederland gevestigde Nooteboom uitsluitend gebaseerd zijn op art. 5 lid 3 EEX Verordening. Dat heeft Faymonville desgevraagd ter zitting bevestigd. Hoewel zij tevens bij pleidooi stelt dat beoogd zou worden in de Belgische procedure een grensoverschrijdende verklaring voor recht te verkrijgen, valt zulks niet te rijmen met de vaste Europese rechtspraak dat bevoegdheid gebaseerd op art. 5 lid 3 EEX Verordening niet grensoverschrijdend is (vgl. Fiona Shevill/Presse Alliance) Tevens volgt uit deze stukken dat voor de Belgische rechter ook ter beslissing wordt voorgelegd de geldigheid van NL 755, nu dat aan de vorderingen ten grondslag wordt gelegd. Die vraag behoort tot het exclusieve terrein van de Nederlandse rechter op grond van art. 22 lid 4 EEX Verordening. Nu dit exclusieve terrein aan de orde komt, is het volgens de stand van de Europese rechtspraak (Overseas Union Insurance e.a./New Hampshire Insurance) aan de laatst aangezochte (Nederlandse) rechter bij wijze van uitzondering (op de door Faymonville aangehaalde rechtspraak (Erich Gasser/ MISAT) wel toegestaan de bevoegdheid van de eerst aangezochte (Belgische) rechter te onderzoeken.
Geen twijfel dat Belgische rechter niet bevoegd is, zodat Nederlandse rechter bevoegd is
Gelet op de GAT/LuK-uitspraak bestaat geen twijfel dat de Belgische rechter niet bevoegd is te oordelen omtrent de geldigheid van NL 755, zodat de Nederlandse rechter bevoegd is de onderhavige zaak – waarin de nietigheid van het octrooi bij wege van verweer wordt ingeroepen – te beoordelen.
Nietigheid in herziene versneld regime procedure
Nu bij beschikking inzake versneld regime aan Nooteboom gelegenheid was geboden akte te nemen in geval van nietigheidsverweer en Nooteboom daarvan heeft afgezien, kan Nooteboom zich niet op benadeling beroepen
Onder 8. van de in deze zaak afgegeven beschikking versneld regime is aangegeven dat voor het geval uitsluitend bij wege van verweer beroep op nietigheid wordt gedaan (hetgeen Faymonville in deze zaak doet), derhalve zonder dat dat gepaard gaat met een eis in reconventie tot vernietiging van het octrooi, Nooteboom op de rolzitting van 9 mei 2007 (dezelfde rolzitting die zou zijn gereserveerd voor antwoord in reconventie) een akte kon nemen houdende (uitsluitend) een reactie op de nietigheidsstellingen. Dat heeft zij nagelaten. Bij die stand van zaken gaat het niet aan om vervolgens bij pleidooi zich er op te beroepen dat zij procedureel wordt benadeeld.In het herziene versneld regime voor octrooizaken is daarvan geen sprake. Het beroep van Nooteboom op Arco/Shell en aanverwante rechtspraak moet dan ook stranden
IEPT20070926, Rb Den Haag, Nooteboom v Faymonville