IEPT20071004, HvJEG, Henkel

22-10-2007 Print this page
IEPT20071004, HvJEG, Henkel

 

MERKENRECHT

Geen onderscheidend vermogen
gebaseerd op de totaalindruk die door de vorm en de schikking van de kleuren van dit merk wordt opgeroepen, en dat het heeft vastgesteld dat dit merk het niet mogelijk maakt, de waar te onderscheiden van die van de concurrenten in de betrokken sector
Het Gerecht heeft bij de beoordeling of het aangevraagde merk de herkomstfunctie vervult, terecht eerst de verschillende bestanddelen van de uiterlijke verschijningsvorm ervan, zoals vorm en kleuren van de tablet, en daarna de totaalindruk onderzocht. (...). Derhalve blijkt dat het Gerecht zijn beoordeling van het onderscheidend vermogen van het aangevraagde merk heeft gebaseerd op de totaalindruk die door de vorm en de schikking van de kleuren van dit merk wordt opgeroepen, en dat het heeft vastgesteld dat dit merk het niet mogelijk maakt, de waar te onderscheiden van die van de concurrenten in de betrokken sector. Bijgevolg heeft het Gerecht, door te oordelen dat het aangevraagde merk elk onderscheidend vermogen miste in de zin van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94, geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot deze bepaling en de relevante rechtspraak van het Hof.

 

Beoordeling feiten
Beoordeling feiten levert, behalve onjuiste opvatting van overgelegde bewijselementen, geen rechtsvraag op

Het Gerecht is echter bij uitsluiting bevoegd enerzijds om de feiten vast te stellen, behoudens het geval waarin de feitelijke onjuistheid van hetgeen het heeft vastgesteld voortvloeit uit de hem overgelegde processtukken, en anderzijds om die feiten te beoordelen. De beoordeling van de feiten levert dus, behoudens het geval van een onjuiste opvatting van de hem overgelegde bewijselementen, geen rechtsvraag op die als zodanig vatbaar is voor toetsing door het Hof in hogere voorziening (zie in die zin arresten van 19 september 2002, DKV/BHIM, C-104/00 P, Jurispr. blz. I-7561, punt 22, en 29 april 2004, Henkel/BHIM, C-456/01 P en C-457/01 P, Jurispr. blz. I-5089, punt 41). (...).
Bovendien zijn ook de vaststellingen betreffende de kenmerken van het relevante publiek, het aandachtsniveau, de perceptie of de houding van de consumenten, in het bestreden arrest, feitelijke beoordelingen.

 

Tijdstip beoordeling
datum inschrijving of datum beslissing?

Gerecht heeft geantwoord dat aan ongeschiktheid niet wordt afgedaan door het feit dat er reeds een min of meer groot aantal soortgelijke tabletten op de markt wordt verkocht, en dat daarom tijdstip beoordeling niet relevant is
Ten slotte verwijt Henkel het Gerecht dat het zich niet heeft uitgesproken over de vraag of de beoordeling van het onderscheidend vermogen moet worden gerelateerd aan de datum van indiening van het verzoek tot inschrijving van het merk of aan de datum van de gerechtelijke beslissing. Henkel heeft voortdurend de aandacht gevestigd op het feit dat zij als eerste wasmiddelen in de betrokken tabletvorm heeft aangeboden en op de markt gebracht. Op de datum van de inschrijvingsaanvraag was het publiek probleemloos in staat, de concrete waar â€Âžafwasmiddel en wasmiddel in tabletvorm” te associëren met Henkel als de producent ervan.     Het Gerecht heeft in de punten 41 en 42 van het bestreden arrest op deze grief geantwoord dat aan de ongeschiktheid van het aangevraagde merk om – a priori en onafhankelijk van het gebruik ervan in de zin van artikel 7, lid 3, van verordening nr. 40/94 – de herkomst van de waar aan te duiden, niet wordt afgedaan door het feit dat er reeds een min of meer groot aantal soortgelijke tabletten op de markt wordt verkocht, en dat het daarom overbodig was te antwoorden op de vraag welk tijdstip relevant is voor de beoordeling van het onderscheidend vermogen van het betrokken merk.     Er dient te worden vastgesteld dat Henkel haar grief niet onderbouwt met omstandige argumenten waaruit blijkt dat het antwoord van het Gerecht op deze vraag onjuist is. Bijgevolg moet deze grief worden afgewezen.

 

 

IEPT20071004, HvJEG, Henkel