Uitleg muziekuitgave-overeenkomst dat appellant 50% van betalingen uit buitenland toekomt juist

24-06-2016 Print this page
IEPT20151222, Hof Amsterdam, EMI

Uitleg muziekuitgave-overeenkomst dat appellant 50% van betalingen uit buitenland toekomt juist. Appellant mocht er redelijkerwijs vanuit gaan dat uitleg op basis van bewoordingen de juiste was en dat EMI dat zo begreep. Jaren lang niet volledige aan appellant toekomende inkomsten betalen voldoende ernstige tekortkoming voor ontbinding. Partijen erover eens dat ontbinding overeenkomsten per 1 juni 2005 heeft plaatsgevonden. Onvoldoende onderbouwd dat in confraternele correspondentie was afgesproken dat niet op verjaring zou worden beroepen. Geen verlenging verjaringstermijn door opzettelijk verborgen houden van schuld door EMI (artikel 3:321(1)(f) BW): interpretatiegeschil overeenkomst(en) niet voldoende. Comparitie gelast voor bespreking schadeberekening.

 

OVEREENKOMST

 

Hoger beroep tegen de vonnissen van 19 augustus 2009 en 29 februari 2012. Het gaat in deze zaak om een geschil tussen een componist/tekstdichter en een muziekuitgever over de wijze waarop de in het buitenland gegenereerde inkomsten uit een muziekstuk tussen hen zijn verdeeld. Appellant was lid van de band The Cats en heeft in die hoedanigheid muziek gecomponeerd en teksten geschreven waarop hij het auteursrecht bezat en bezit. Appellant had, voor de uitgaverechten, een contractuele band met de rechtsvoorgangster van EMI. Het verspreiden van de muziekwerken in het buitenland geschiedde via EMI. Appellant is van mening dat aan hem ten minste 50% van het totaal van een sub-uitgave in het buitenland dient toe te komen. De rechtbank heeft EMI veroordeeld om € 447.685,08 te betalen aan appellant.

 

Het hof oordeelt dat de uitleg van de overeenkomst door appellant dat hem 50% van de betalingen uit het buitenland toekomt juist is, omdat de tekst van de overeenkomst het beste met zijn uitleg strookt. Appellant mocht ook redelijkerwijs ervan uit gaan dat de uitleg op basis van de bewoordingen de juiste was en dat EMI dat zo begreep. Voorts wordt geoordeeld dat het feit dat jaren lang niet de volledige aan appellant toekomende inkomsten zijn betaalt voldoende ernstige tekortkoming is voor ontbinding van de overeenkomsten.

 

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van appellant (groten)deels zijn verjaard en heeft als onvoldoende onderbouwd verworpen de stelling van appellant dat in confraternele correspondentie was afgesproken dat EMI zich niet op verjaring zou beroepen. Appellant heeft hiertegen gegriefd, maar niet de correspondentie in het geding gebracht, waardoor de grief faalt. Ook vindt geen verlenging van de verjaringstermijn plaats op grond van artikel 3:321(1)(f) BW, dat vereist dat de schuld opzettelijk verborgen zou zijn gehouden door EMI. Het interpretatiegeschil over de overeenkomst(en) is hiervoor onvoldoende. Het hof gelast een comparitie om de schadeberekening te bespreken.

 

IEPT20151222, Hof Amsterdam, EMI
 

(ECLI-versie)