Bevoegdheidsincident afgewezen

29-07-2016 Print this page
IEPT20160727, Rb Den Haag, JPMC v The Kind Group
(Met dank aan Wim Maas, TaylorWessing)

Bevoegdheidsincident afgewezen: onvoldoende onderbouwd EOS Luxemburg en EOS Duitsland vestigingen van The Kind Group zijn, waardoor zaak in Luxemburg of Duitsland aanhangig zou moeten worden gemaakt

 

PROCESRECHT

 

Bevoegdheidsincident. In de hoofdzaak vordert JPMC een verklaring voor recht dat met de verhandeling van de lippenbalsem BELWEDER BALM geen inbreuk is of wordt gemaakt op de modelrechten van The Kind Group. In dit incident vordert The Kind Group dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Volgens The Kind Group had JPMC de zaak aanhangig moeten maken in Luxemburg of Duitsland omdat zij hier vestigingen heeft.

 

De in de hoofdzaak gevorderde verklaring voor recht is een vordering in de zin van art. 81 sub b GMoV. Ingevolge art. 80 jo. 81 sub b en 82 lid 1 GMoV is ten eerste bevoegd de rechter van de lidstaat waar gedaagde zijn woonplaats of een vestiging heeft. Als gedaagde geen woonplaats of vestiging in een lidstaat heeft, is op grond van art. 82 lid 2 GMoV de rechter van de lidstaat waar eisende partij woonplaats of vestiging heeft, bevoegd.  The Kind Group heeft haar woonplaats in de Verenigde Staten. Zij heeft niet voldoende aangevoerd op grond waarvan EOS Luxemburg en EOS Duitsland vestigingen van haar zijn. Deze vennootschappen lijken op grond van de overgelegde informatie klein- en achterkleindochtervennootschappen van The Kind Group te zijn. Het bevoegdheidsincident faalt derhalve.


IEPT20160727, Rb Den Haag, JPMC v The Kind Group

(kopie origineel vonnis)