Auteursrechtinbreuk door gebruik van ontwerpen voor modulaire bouwsystemen

07-06-2017 Print this page
IEPT20170510, Rb Midden-Nederland, Knijtijzer

Ontwerpen voor modulaire bouwsystemen komen voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking: vormgeving naast technische en functionele keuzes ook op creatieve keuzes gebaseerd. Gedaagde dient zich te onthouden van gebruik handelsnaam die eiser en echtgenoot van gedaagde gebruikten voor samenwerking: alleen zij hebben het recht om te bepalen welke onderneming onder die handelsnaam mag worden gevoerd.

 

AUTEURSRECHT - HANDELSNAAMRECHT

 

Zie eerder de uitspraak in kort geding (IEPT20140618). Eiser is zelfstandig architect en heeft in het kader van een samenwerking met de echtgenoot van gedaagde op het gebied van ‘ecologische modulaire bouwsystemen’ een aantal ontwerpen/tekeningen gemaakt. Gedaagde is eigenaresse van een onderneming die zich bezig houdt met het leveren van materialen en installaties voor het realiseren van biologische ecologische gebouwen. Volgens eiser maakt gedaagde onder meer inbreuk op het auteursrecht dat rust op de ontwerpen en tekeningen die hij heeft gemaakt, alsmede op de handelsnaam die door eiser en de echtgenoot van gedaagde is gebruikt ter aanduiding van hun samenwerking.

 

De rechtbank overweegt dat modulaire bouwsystemen als zodanig, als concept, niet auteursrechtelijk te beschermen zijn en dat alleen de vormgeving ervan auteursrechtelijk kan worden beschermd, voor zover deze niet (uitsluitend) technisch en functioneel is bepaald. Volgens de rechtbank heeft eiser voldoende onderbouwd dat de vormgeving van zowel de binnenzijde als de buitenzijde van de module in kwestie en daarop gebaseerde ontwerpen niet alleen is gebaseerd op een aantal technische en functionele keuzes, maar ook op diverse creatieve keuzes. Dit is naar het oordeel van de rechtbank door gedaagde onvoldoende weersproken. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de ontwerpen voldoende oorspronkelijk karakter hebben om als intellectuele schepping van eiser te kunnen gelden.

 

Met betrekking tot de handelsnaam die eiser en de echtgenoot van gedaagde gebruikten ter aanduiding van hun samenwerking oordeelt de rechtbank dat gedaagde zich dient te onthouden van het gebruik daarvan. Volgens de rechtbank hebben alleen eiser en de echtgenoot van gedaagde het recht om te bepalen welke onderneming onder die handelsnaam mag worden gevoerd nu niet is gebleken dat gedaagde een samenwerkingspartner was of nadien zou zijn overeengekomen dat hij de naam mag gebruiken.

 

Gedaagde wordt onder meer veroordeeld de auteursrecht- en handelsnaaminbreuk te staken en gestaakt te houden. Daarnaast wordt gedaagde veroordeeld zich te onthouden van uitlatingen waarvan zij weet dan wel kan vermoeden dat deze schadelijk dan wel diffamerend zijn voor eiser of zijn bedrijf. Daarnaast wordt eiser veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 75.000,00 aan uit hoofde van het kort geding  (IEPT20140618) verbeurde dwangsommen. De vorderingen van gedaagde in reconventie worden als onvoldoende onderbouwd afgewezen. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, aan de kant van eiser begroot op € 16.380,99.

 

IEPT20170510, Rb Midden-Nederland, Knijtijzer

 

ECLI:NL:RBMNE:2017:2142