Nietigheid uniemerk MORTON’s blijft in stand

15-06-2017 Print this page
IEPT20170515, GEU, Morton’s of Chicago v EUIPO

Merkenrecht. Beroep tegen de toegewezen nietigheidsprocedure tegen het uniebeeldmerk met het woordelement MORTON’S voor waren uit de klasse 29 en 30 (etenswaren) en diensten uit de klasse 43 (horecadiensten). De nietigheidsprocedure werd ingesteld op basis van het niet-geregistreerde Britse nationale merk MORTON’S. De Kamer van beroep besloot dat de waren en diensten die merken beschermen identiek zijn. Daarnaast is het oudere nationale merk van meer dan puur lokale betekenis. De Kamer van Beroep besloot dat het uniebeeldmerk in strijd was met art. 8(4) van Verordening no. 207/2009 en het Britse “Law of passing off”, tegen het ongeautoriseerde gebruik van een waar dat er zo uit ziet als een ander goed. Deze law wordt vaak gebruikt bij conflicten tussen geregistreerde en niet geregistreerde merken.

Het Gerecht houdt het oordeel van de Kamer van Beroep in stand. Verzoeker stelt onder andere dat er sprake zou zijn van onjuist bewijs over het bestaan van ‘goodwill’ over het merk MORTON’s. Het Gerecht bepaalt dat het feit dat sommige van de bewijsstukken van na 20 juli 2004 zijn, niet betekent dat de bewijsstukken van voor 20 juli 2004 niet toereikend zijn. Daarnaast stelt het Gerecht vast dat de Kamer van Beroep juist heeft geoordeeld in de bevinding dat de houder van het oudere merk goodwill had. Er is tevens een risico op verwarring bij het publiek, die zouden kunnen denken dat de waren van verzoeker afkomstig zouden zijn van die van verweerder. Al met al is het oordeel van de kamer van beroep omtrent het Britse “Law of passing off” juist, en blijft het oordeel van de Kamer van Beroep in stand.

78 It follows from all the foregoing that the use of the earlier non-registered trade marks, although localised in London, has, from the point of view of the public in question, geographic significance which is not limited to a small part of the relevant territory. Furthermore, in the specific circumstances of the present case, the duration and intensity of the use of those earlier trade marks can be considered as being non-negligible for the purposes of the applicable case-law. The Board of Appeal was therefore correct to find that, in the present case, sufficient recognition by the targeted consumers in the relevant territory had been proved.

Lees het arrest hier.