In kort geding op grond van artikel 1019h Rv toegewezen proceskosten naar beneden bijgesteld

20-06-2017 Print this page
IEPT20170530, Hof Amsterdam, Businesscompleet v The Valley

In kort geding ex artikel 1019h Rv toegewezen proceskosten naar beneden bijgesteld van € 51.556,20 naar € 31.909: omstandigheid dat gerechtskosten achteraf deels kunnen worden verhaald bij verzekeraar niet relevant voor toepassing artikel 1019h Rv, indicatietarieven staan niet aan toewijzing afwijkend bedrag in de weg, korte voorbereidingstijd, deskundigenbericht en eisvermeerdering bieden echter geen grond voor afwijking van indicatietarief, onvoldoende onderbouwd dat het gaat om technisch complexe kwestie, houden tweede zitting geeft wel aanleiding voor afwijking van indicatietarief van 50% naar boven, ook deskundigenkosten toewijsbaar nu deze niet onredelijk hoog zijn.

 

PROCESRECHT

 

Hoger beroep tegen uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (IEPT20160104). In eerste aanleg heeft de voorzieningenrechter de door Businesscompleet gevorderde voorzieningen inzake vermeende inbreuk op databankrechten, afgewezen. Businesscompleet werd hierbij veroordeeld in de volledige proceskosten, aan de kant van The Valley begroot op € 51.556,20. De enige grief van Businesscompleet is gericht tegen de begroting en toewijzing van dit bedrag.

 

Businesscompleet voert bij haar grief onder meer aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte niet in haar oordeel heeft betrokken dat The Valley een rechtsbijstandverzekering heeft. The Valley betwist dat zij een rechtsbijstandverzekering heeft en voert aan dat zij een beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft die onder voorwaarden (een deel van) de door haar gemaakte kosten dekt. Het hof oordeelt dat het bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel ervoor moet worden gehouden dat het bij de door The Valley overgelegde specificaties gaat om gerechtskosten en andere kosten die The Valley heeft gemaakt van artikel 1019h Rv en dus om kosten die in beginsel op grond van dat wetsartikel in de proceskostenveroordeling kunnen worden betrokken. Dat The Valley die kosten achteraf ten dele kan verhalen bij haar verzekeraar, doet volgens het hof niet aan af.

 

Businesscompleet betoogt daarnaast dat de voorzieningenrechter ten onrechte geen aansluiting heeft gezocht bij de indicatietarieven in IE-zaken, althans de redelijkheids- en evenredigheidstoets van artikel 1019h Rv niet heeft toegepast. The Valley stelt daar tegenover dat de indicatietarieven geen vaste tarieven zijn en dat uitgangspunt is dat de daadwerkelijk gemaakte kosten worden vergoed. Zij wijst er daarnaast op dat de door haar opgevoerde kosten redelijk en evenredig zijn nu zij een korte voorbereidingstijd had, er een deskundigenrapport moest worden opgemaakt en het een technisch complexe kwestie betrof.

 

Het hof overweegt dat bij toepassing van artikel 1019h Rv als uitgangspunt geldt dat de werkelijk gemaakte proceskosten worden vergoed. De tarieven geven volgens het hof weliswaar een indicatie van het maximale bedrag aan proceskosten dat in de regel nog als redelijk en evenredig kan worden aangemerkt, maar staan er niet aan in de weg dat een afwijkend bedrag wordt vastgesteld. De door The Valley gestelde korte voorbereidingstijd biedt volgens het hof geen grond voor een afwijking van de indicatietarieven, nu een korte voorbereidingstijd gebruikelijk is bij een kort geding. Ditzelfde geldt voor het opmaken van een deskundigenbericht nu deze kosten, naast het indicatietarief, afzonderlijk kunnen worden opgevoerd.  Ook heeft The Valley naar het oordeel van het hof geen verdere inhoud gegeven aan haar stelling dat sprake is van een technisch complexe kwestie.

 

Wat volgens het hof wel aanleiding geeft voor een afwijking van het indicatietarief naar boven toe, is het feit dat een tweede zitting is gehouden, nu dit niet gebruikelijk is bij het voeren van een kort geding en extra tijdsbeslag heeft opgeleverd. Wel gaat her hof ervan uit dat de voorbereiding op de tweede zitting substantieel minder tijd heeft gekost dan de voorbereiding op de eerste zitting, waardoor het bij wijze van schatting een correctie op het indicatietarief toepast van 50% naar boven toe. Het hof oordeelt derhalve dat een bedrag van in totaal € 22.500 (het indicatietarief van € 15.000 vermeerderd met 50%) aan advocaatkosten toewijsbaar is.

 

Betreft de toewijzing van de kosten van het deskundigenrapport, oordeelt het hof dat Businesscompleet onvoldoende heeft aangevoerd om te concluderen dat The Valley de kosten voor de deskundige nodeloos heeft gemaakt. Het feit dat Businesscompleet het niet eens is met de inhoud van het rapport en het feit dat het rapport niet in het vonnis wordt genoemd, bieden daartoe volgens het hof onvoldoende grond. Deze kosten komen volgens het hof derhalve (met aftrek van de opgevoerde BTW) voor vergoeding in aanmerking.

 

De slotsom is dat de grieven deels slagen. Het hof acht toewijsbaar een bedrag van € 31.909 (€ 22.500 aan advocaatkosten, € 7.500 aan kosten deskundige en € 1.909 aan griffierecht). De proceskosten van het hoger beroep worden gecompenseerd nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld.

 

IEPT20170530, Hof Amsterdam, Businesscompleet v The Valley

 

ECLI:NL:GHAMS:2017:2055