Inbreuk op auteurs- en modelrecht door gebruik bloemendessin van ontwerpster in reclamecampagne Marc Cain

16-11-2017 Print this page
IEPT20171115, Rb Den Haag, Marc Cain
(Met dank aan Nathalie Noesen, Taylor Wessing)

Marc Cain maakt inbreuk op auteursrecht en modelrecht van ontwerpster door haar bloemendessin te gebruiken in wereldwijde reclamecampagne: bloemendessin heeft eigen oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van de maker door creatieve keuzes voor specifieke combinatie van elementen uit veelheid van mogelijke afbeeldingen, kleurstellingen en onderlinge positioneringen, geen sprake van ontlening aan schilderijen uit de Gouden Eeuw, dessin ook beschermd als niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel nu het nieuw is en eigen karakter heeft, uit niets blijkt dat toestemming voor gebruik is verleend. Schadevergoeding beperkt tot in Nederland veroorzaakte schade: nu bevoegdheid rechtbank is beperkt tot Nederland mag de rechtbank op grond van HvJ Pinckney (IEPT20131003) slechts uitspraak doen over schade die in Nederland is veroorzaakt, deze schade wordt op basis van het aantal winkels vastgesteld op 5,3% van de totale schade. Gederfde licentievergoeding aan de hand van tarievenlijst Stichting FotoAnoniem vastgesteld op € 35.000 voor gehele campagne, hetgeen resulteert in toe te wijzen bedrag van € 1.860. In Nederland geleden schade wegens ontbreken naamsvermelding begroot op € 650.

 

AUTEURSRECHT - MODELRECHT - SCHADE

 

Ellie Cashman is ontwerpster en heeft onder meer het afgebeelde behangdessin ontworpen. Dit behangdessin is zonder haar toestemming gebruikt in de reclamecampagne “In Bloom” ter promotie van de lente-/zomercollectie 2015 van modemerk Marc Cain. Zo staat het dessin afgebeeld op de kaft van de catalogus en als is het behang gebruikt als achtergrond voor foto’s en een tv-commercial. Volgens Cashman maakt Marc Cain hiermee inbreuk op haar auteursrecht en niet-geregistreerde Gemeenschapsmodelrecht. Partijen hebben getracht tot een oplossing te komen, maar zijn er niet uitgekomen.

 

De rechtbank overweegt dat het dessin een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en draagt het persoonlijk stempel van Cashman draagt, zodat het in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming. In het ontwerpproces zijn creatieve keuzes gemaakt voor een specifieke combinatie van elementen uit een veelheid van mogelijke afbeeldingen, kleurstellingen en onderlinge positioneringen. Het feit dat het behangdessin aansluit bij een klassiek motief dat reeds door schilders in de Gouden Eeuw werd gebruikt, zoals Marc Cain aanvoert, leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een ander oordeel. Geen van de door Marc Cain ingebrachte schilderijen bevat de specifieke combinatie van afbeeldingen, kleurstellingen en onderlinge positioneringen die Cashman voor het dessin heeft gekozen, zo oordeelt de rechtbank. Uit het bovenstaande volgt volgens de rechtbank dat eveneens is voldaan is aan de voorwaarden (nieuw en eigen karakter) voor het verkrijgen van modelrechtelijke bescherming voor het dessin.

 

Bovenstaande brengt met zich dat Marc Cain het dessin niet zonder toestemming van Cashman in haar reclamecampagne heeft mogen gebruiken. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit niets dat Cashman die toestemming voorafgaande aan de reclamecampagne of na aanvang daarvan alsnog heeft gegeven. Dat Cashman zich in de periode van onderhandelingen over een mogelijke oplossing positief heeft uitgelaten over het gebruik, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.

 

De rechtbank verklaart voor recht dat Marc Cain inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht en het niet-geregistreerde Gemeenschapsmodelrecht van Cashman met betrekking tot het dessin in Nederland. Marc Cain naar het oordeel van de rechtbank aansprakelijk voor de door die inbreuk bij Cashman ontstane schade alsmede schade door het nalaten de naam van Cashman bij het dessin te vermelden. Cashman vordert in dit kader de totaal geleden schade als gevolg van de wereldwijde reclamecampagne. De rechtbank stelt echter onder verwijzing naar HvJ Pinckney slechts bevoegd te zijn uitspraak te doen over de schade die is veroorzaakt in Nederland.

 

De rechtbank gaat hierbij uit van het door Marc Cain gestelde percentage van 5.3%, gebaseerd op de verhouding tussen het aantal vestigingen wereldwijd en in Nederland. Vervolgens neemt de rechtbank als basis de licentievergoeding die verschuldigd zou zijn geweest indien Cashman wel toestemming had verleend. De rechtbank vindt hierbij – nu Marc Cain dit niet heeft bestreden - aansluiting bij de Tarievenlijst van Stichting FotoAnoniem. Het komt de rechtbank niet onbillijk voor om het gebruik van het behangdessin in verschillende publicaties (op verschillende manieren op en in de catalogus, op de website van Marc Cain, in de commercial en op de facebookpagina) feitelijk gelijk te stellen aan het- min of meer- vrije gebruik van vijf verschillende foto's. Op basis hiervan begroot de rechtbank de gederfde licentievergoeding op 5 maal € 5.000 (€ 25.000), waar een bedrag van € 10.000 bij wordt opgeteld wegens verlies van exclusiviteit. Teruggebracht tot enkel Nederland resulteert dit in een bedrag van € 1.860,- (5,3% x € 35.000,-). Daarnaast wordt een bedrag van € 650 toegewezen voor de schade wegens het ontbreken van naamsvermelding. Marc Cain wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, aan de kant van Cashman begroot op € 16.398,82.

 

IEPT20171115, Rb Den Haag, Marc Cain

 

ECLI:NL:RBDHA:2017:13386