Creditering deel buma-licentiebedrag vanwege Coronapandemie

04-01-2022 Print this page
IEPT20210917, Rb Rotterdam, Buma-Sena

Gedaagde is niet gehouden aan SENA vergoeding te betalen voor gebruik achtergrondmuziek in winkel, maar wel aan BUMA. Geen licentieovereenkomst met CENA. Beroep op coronacrisis als onvoorziene omstandigheid (artikel 6:258 BW) treft geen doel. De coronacrisis vormt dan wel een onvoorziene omstandigheid, maar in casu is er geen sprake van een fundamentele verstoring van het evenwicht van de overeenkomst.

 

IE-VERBINTENISSENRECHT - COLLECTIEF BEHEER

 

Het bestaan van de gestelde overeenkomsten blijkt niet uit de overgelegde stukken. Dit betreft slechts een aanbod van Buma en niet van Sena. Het bewijs van licentie ziet slechts op Buma en niet op Sena. Boven de brief met als kop ‘bewijs van licentie’ staat in grote letters Buma vermeld, de brief gaat alleen over Buma en in de brief staat slechts 1 licentienummer, te weten dat van Buma, vermeld. De brief biedt geen enkel aanknopingspunt naar Sena.

 

Dat de winkel van gedaagde als gevolg van de door de overheid opgelegde coronamaatregelen een groot deel van 2020 gesloten is geweest en hij in die periode geen muziek openbaar heeft gemaakt, doet hij daarmee een beroep op onvoorziene omstandigheden (artikel 6:258 BW). In lijn met eerdere jurisprudentie is de coronacrisis een onvoorziene omstandigheden. Partijen hadden bij het sluiten van de overeenkomst geen rekening gehouden met de gevolgen van een pandemie. 

 

Aan Buma wordt aan hoofdsom een bedrag van € 250,97 toegewezen, minus een creditering van € 22,82 creditering in verband met de coronapandemie.


IEPT20210917, Rb Rotterdam, Buma-Sena

 

ECLI:NL:RBROT:2021:12969