KTF voert cosmetische en hygiëneproducten in en maken er reclame voor. Akzete maakt reclame voor haar haarverzorgingsproducten, de reclame en verkoop richt zich op de Zweedse markt. Dat er sprake zou zijn van oneerlijke reclame omdat zij producten verkopen die niet volgens Zweedse voorschriften zijn geëtiketteerd die richtlijn 75/324 uitvoeren en aanvullen. Specifiek is uit het recht van de Unie niet duidelijk of het gecoördineerde gebied onder richtlijn 2000/31 vereisten omvat voor onlineadvertenties en -verkoop van producten die niet voldoen aan de vereisten die op het product zelf van toepassing zijn. Het „gecoördineerde gebied” strekt zich niet uit tot de vereisten die inzake de etikettering van producten die een dienstverlener van de informatiemaatschappij promoot en verkoopt op zijn website, worden gesteld door de lidstaat waar zich de consumenten bevinden op wie deze onlineverkoopactiviteiten zijn gericht.
Zaak C-88/23 Parfümerie Akzente v KTF
Uit de samenvatting minbuza.nl:
KTF is een dienstverlenend bedrijf van een industriële organisatie voor ondernemingen die chemische of technische consumentengoederen, zoals cosmetische producten en hygiëneproducten, invoeren, produceren of er reclame voor maken. Parfümerie Akzente is een Duitse onderneming die via haar website (parfumdreams.se) reclame maakt voor haarverzorgingsproducten en andere cosmetische producten en deze verkoopt. De reclame en de verkoop op de website zijn gericht op de Zweedse markt en haar consumenten. KTF beweerde dat Parfümerie Akzente zich inliet met oneerlijke marketingpraktijken en heeft in februari 2020 tegen die onderneming beroep ingesteld bij de Zweedse octrooi- en marktrechter (PMD). De PMD heeft de vorderingen van KTF toegewezen. Parfümerie Akzente is bij de verwijzende rechter in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de PMD. KTF beweert dat de onderneming reclame heeft gemaakt voor bepaalde cosmetische producten in spuitbussen en deze verkocht heeft terwijl zij niet zijn geëtiketteerd in overeenstemming met de Zweedse voorschriften die richtlijn 75/324 uitvoeren en aanvullen. Parfümerie Akzente stelt dat richtlijn 2000/31 en de Zweedse voorschriften die de richtlijn uitvoeren een belemmering vormen in die zin dat de dienstverlener op het gebied van elektronische handel onderworpen is aan striktere voorschriften dan die waarin het relevante materiële recht van de lidstaat van vestiging voorziet.
In de procedure bij de verwijzende rechter zijn vragen gerezen over, ten eerste, de Zweedse implementatie van richtlijn 2000/31 en de overeenstemming daarvan met het recht van de Unie, en ten tweede, de reikwijdte van het gecoördineerde gebied. De verwijzende rechter heeft in het algemeen aangegeven dat het onduidelijk is hoe het recht van de Unie moet worden geïnterpreteerd met betrekking tot de compatibiliteit ervan met de doeltreffende werking, wanneer artikel 3, lid 2, van de richtlijn zo wordt uitgevoerd dat nationale voorschriften binnen het gecoördineerde gebied, inclusief de nationale regels ter uitvoering van richtlijn 2005/29, als algemene regel niet gelden voor dienstverleners die in een andere lidstaat zijn gevestigd en diensten van de informatiemaatschappij aanbieden.
Verder heeft het Hof vastgesteld dat vereisten voor de onlineverkoop van goederen onder het gecoördineerde gebied vallen. Het gecoördineerde gebied omvat echter geen vereisten die betrekking hebben op de levering van goederen waarvoor een contract elektronisch is gesloten. Noch richtlijn 2000/31, noch de jurisprudentie van het Hof verduidelijkt hoe dit zich verhoudt tot onlineadvertenties en onlineverkoop van goederen die mogelijk geëtiketteerd zijn in strijd met de vereisten die in de lidstaat van de consument voor de goederen gelden. Specifiek is uit het recht van de Unie niet duidelijk of het gecoördineerde gebied onder richtlijn 2000/31 vereisten omvat voor onlineadvertenties en -verkoop van producten die niet voldoen aan de vereisten die op het product zelf van toepassing zijn.
Gestelde vragen:
1. Dient artikel 3, lid 2, van richtlijn 2000/31/EG, gezien het recht van de Unie in het algemeen en de doeltreffende uitvoering ervan, aldus te worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling volgens welke nationale regels, met inbegrip van nationale regels die uitvoering geven aan richtlijn 2005/29/EG, geen toepassing vinden binnen het gecoördineerde gebied indien de dienstverlener gevestigd is in en diensten van de informatiemaatschappij verstrekt vanuit een andere lidstaat, en indien niet is voldaan aan de voorwaarden om een uitzondering toe te passen overeenkomstig de desbetreffende nationale regels ter uitvoering van artikel 3, lid 4, [van richtlijn 2000/31/EG]?
2. Omvat het gecoördineerde gebied in de zin van richtlijn 2000/31/EG de reclame op de website van de verkoper voor en de onlineverkoop van een product waarvan wordt beweerd dat de etikettering ervan in strijd is met de vereisten die voor de goederen als zodanig gelden in de lidstaat van de consument die het product aanschaft?
3. Indien het antwoord op de tweede vraag bevestigend luidt, zijn dergelijke vereisten die gelden voor de levering en de producten als zodanig, overeenkomstig artikel 2, onder h), ii), van richtlijn 2000/31/EG eveneens uitgesloten van het gecoördineerde gebied, waar de levering van de goederen zelf een noodzakelijk onderdeel vormt van de onlinereclame en -verkoop, of wordt de levering van de goederen zelf geacht een nevenaspect te vormen van de onlinereclame en -verkoop, waarmee het onlosmakelijk is verbonden?
4. Welk gewicht heeft, in het licht van de tweede en de derde vraag, het feit dat de vereisten die gelden voor de goederen als zodanig voortvloeien uit nationale bepalingen die sectorspecifieke EU-wetgeving uitvoeren en aanvullen, met inbegrip van artikel 8, lid 2, van richtlijn 75/324/EEG en artikel 19, lid 5, van verordening (EG) nr. 1223/2009, en die inhouden dat de vereisten die gelden voor de goederen moeten worden nageleefd om de goederen in de betrokken lidstaat op de markt te kunnen brengen of aan eindverbruikers te kunnen leveren?
Antwoord HvJEU:
Artikel 2, onder h) [„richtlijn inzake elektronische handel”]
moet aldus worden uitgelegd dat het „gecoördineerde gebied” zich niet uitstrekt tot vereisten die inzake de etikettering van producten die een dienstverlener van de informatiemaatschappij promoot en verkoopt op zijn website, worden gesteld door de lidstaat waar zich de consumenten bevinden op wie deze onlineverkoopactiviteiten zijn gericht.
IEPT-versie volgt later
ECLI:EU:C:2024:765 en zaak C‑88/23