Algemeen

Print this page

 

EOB

 

IPPT20040115, TBA-EPO, Ecolab
[T 962/98] Inadmissable generalization of an example: in order to be acceptable an intermediate generalization must be the result of unambiguous information that a skilled person would draw from the review of the example and the content of the application as filed. The Board does not exclude that there may exist situations where some characteristics taken from a working example may be combined with other features disclosed in a more general context without necessarily creating an objectionable intermediate generalization.

 

IPPT19921119, EBA-EPO, CELTRIX
[G 11/91] Correction or amendment: Correction of error in or amendment of description, a claim or a drawing comprised in a European patent application is subject to the prohibition of extension laid down in Article 123(2) EPC. Evidence of what was common general knowledge on the date of filing may be furnished in connection with an admissible request for correction in any suitable form allowed by the Convention.

 

Hoge Raad

 

IEPT20190419, HR, HP v Digital Revolution

Oordeel hof dat in tweede hulpverzoek tweede foutdetectiecode af-fabriek wordt berekend niet onbegrijpelijk. Nationale rechter dient in nietigheidsprocedure hulpverzoek aan artikel 84 EOV te toetsen: rechter vervult rol van verlenende instantie, wijziging van octrooi dat door hulpverzoek wordt gewijzigd is niet in verleningsfase aan daarvoor geldende voorwaarden getoetst, ook in oppositieprocedure bij EOB wordt gewijzigde conclusie aan artikel 84 EOV getoetst, andere verdragslanden ook van oordeel dat toetsing aan artikel 84 EOV mogelijk is. Geen onjuiste rechtsopvatting dat aanbieden van niet-inbreukmakende cartridges niet indirect inbreuk maakt op conclusie 7: geen ontneming van eigendom, nu software van de printer gebruik van cartridges DR mogelijk maakt en voor gebruik van die software licentie is verleend. 

 

Hof Den Haag

IEPT20221018, Hof Den Haag, Novartis v Mylan
Serieuze, niet te verwaarlozen kans dat EP 894 een oppositie- of nietigheidsprocedure niet zal overleven wegens toegevoegde materie (artikel 123(2) EOV). Onderscheid toetsingscriteria inzake toegevoegde materie (artikel 123(2) EOV) en nawerkbaarheid (artikel 83 EOV). Het antwoord op de vraag aan welke criteria een openbaarmaking in de oorspronkelijke aanvrage moet voldoen, is afhankelijk van de context waarin die vraag wordt gesteld. In het bijzonder is het van belang of die vraag wordt gesteld in het kader van de toegevoegde materie toets van artikel 123(2) EOV of in het kader van de nawerkbaarheidstoets van artikel 83 EOV. Daartussen dient een duidelijk onderscheid te worden gemaakt. Beide voorwaarden voor octrooieerbaarheid dienen een ander doel. Dat het er bij de beoordeling van toegevoegde materie – anders dan bij de beoordeling van nawerkbaarheid – niet om gaat of een gemiddelde vakman de onderbouwing voor een door de octrooihouder gesteld therapeutisch effect zal kunnen vinden in bepaalde informatie, maar of de gemiddelde vakman een effect waarmee hij nog niet bekend is, zelf direct zal afleiden uit die informatie.

 

 

IEPT20210316, Hof Den Haag, ASSIA v KPN en Nokia
Nietigheid wegens toegevoegde materie middels ‘intermediate generalisation’. Wijzigingen van een Europese octrooiaanvrage ingevolge artikel 123 lid 2 EOV slechts toegestaan binnen de grenzen van hetgeen de vakman, in aanmerking genomen zijn algemene vakkennis op de prioriteitsdatum, rechtstreeks en ondubbelzinnig, impliciet dan wel expliciet, uit de oorspronkelijke aanvrage kan afleiden (de zogenaamde ‘disclosure-test’ of ‘gouden standaard’). Het in een conclusie opnemen van een kenmerk uit een bepaalde uitvoeringsvorm zonder de overige in verband met die uitvoeringsvorm geopenbaarde kenmerken mee te claimen, is een vorm van toegevoegde materie die ook wel wordt aangeduid als ‘intermediate generalisation’. Uitsluitend datgene wat de gemiddelde vakman op grond van zijn algemene vakkennis als het ware ‘vanzelf’ meeleest of logischerwijs voor hem daaruit voortvloeit, kan als (impliciet) geopenbaard worden beschouwd. 

 

 

Rechtbank

 

IEPT20201111, Rb Den Haag, MSD v Wyeth
Toegevoegde materie hulpverzoeken. Ongeldigheid verondersteld van conclusies zoals verleend nu Wyeth de geldigheid daarvan niet verdedigt. Rechter aan wie hulpverzoek wordt voorgelegd dient dan de voorgestelde beperking(en) aan de voorwaarden die gelden voor wijziging na verlening te toetsen (Vgl. HR 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:650 (HP/Digital Revolution), r.o. 3.4.12.). Hulpverzoeken kunnen geen geldigheid verschaffen omdat sprake is van ongeoorloofde toegevoegde materie (artikel 75(1) (c) ROW, artikelen 123(2) en 138(1)(c) EOV). De ‘disclosure test’, ook wel ‘gouden standaard’: of de gemiddelde vakman als gevolg van een (voorgestelde) wijziging (hier: door middel van een hulpverzoek), technisch relevante informatie verschaft wordt, die hij met zijn algemene vakkennis, niet rechtstreeks en ondubbelzinnig, impliciet dan wel expliciet uit de oorspronkelijk ingediende aanvrage en, in dit geval tevens, uit de afgesplitste aanvrage, kan afleiden. Daarbij dient de gehele aanvrage in aanmerking te worden genomen.