Een korte toelichting op haar non-paper

04-07-2011 Print this page

B9 9872. Kamerstukken Tweede Kamer, 21501-30, nr. 260. Brief van de Minister van ELI. Verslag Raad voor Concurrentievermogen 30–31 mei.

Octrooirecht. Publicatie brief Minister ELI met verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 30 en 31 mei jongstleden, m.b.t. het ‘ Unitair octrooi en octrooi-geschillenbeslechting' (inmiddels al gevolgd door de in deze brief aangekondigde extra vergadering van de Raad).

Het voorzitterschap gaf een korte toelichting op de besprekingen in Raadskader tot nu toe over de voorstellen van de Commissie voor het unitair octrooi en de vertaalregeling. De lidstaten staan positief tegenover de voorstellen van de Commissie maar hebben op enkele punten nog wensen ten aanzien van de octrooiverordening. Deze wensen gaan met name over de bevoegdheidstoedeling voor het vaststellen van de tarieven, de verdeling van de tariefopbrengsten onder de nationale octrooibureaus en de link tussen de inwerkingtreding van het unitair octrooi en de octrooirechtspraak. Het voorzitterschap heeft compromisvoorstellen gedaan om hieraan tegemoet te komen.

(…) De Commissie gaf voorts een korte toelichting op haar non-paper over de octrooirechtspraak. Hierin schetst de Commissie de verschillende opties die er zijn om de octrooirechtspraak vorm te geven op een wijze die recht doet aan het advies van het Hof van Justitie: 1) onderbrengen bij het Hof van Justitie, 2) toekennen van rechtsmacht aan nationale rechtbanken voor het grondgebied van de deelnemende lidstaten en 3) toekennen van exclusieve rechtsmacht aan een gemeenschappelijk octrooigerecht voor de lidstaten (geen derde landen). De Commissie ziet optie 3 als enige mogelijke oplossingsrichting. De andere opties voldoen niet aan de wensen van het bedrijfsleven. De Commissie benadrukte dat het systeem garanties zal moeten bevatten om te waarborgen dat het Unierecht wordt nageleefd, inclusief regels voor verzoeken aan het Hof van Justitie voor prejudiciële vragen en sancties voor niet-naleving van EU-recht.

De niet-deelnemende lidstaten aan de versterkte samenwerking, Spanje en Italië, keerden zich wederom fel tegen de voorstellen en verdere voortgang. Zij informeerden de Raad dat zij een procedure zijn gestart voor het Hof van Justitie tegen het besluit tot versterkte samenwerking op dit terrein.

Onder de deelnemende lidstaten bestond brede overeenstemming over de voorstellen van de Commissie voor het unitair octrooi en de vertaalregeling, en het werk van het voorzitterschap. Ook ten aanzien van de octrooirechtspraak stond een overgrote meerderheid van lidstaten positief tegenover de analyse van de Commissie over de weg voorwaarts. De discussie richtte zich op de volgende punten:

De octrooiverordening

1. De bevoegdheid voor het vaststellen van de tarieven.


In het voorstel van de Commissie wordt de bevoegdheid voor het vaststellen van de tarieven neergelegd bij de Commissie, via zogenaamde gedelegeerde handelingen (artikel 290 VWEU). Lidstaten waren echter in grote meerderheid van mening dat dit een bevoegdheid is voor de lidstaten, omdat zij als lid van het Europees Octrooi Bureau (EOB) ook financieel verantwoordelijk zijn. Een grote meerderheid van lidstaten, waaronder Nederland, is van mening dat de tarieven bij voorkeur worden vastgesteld in een comité van het Europees Octrooi Bureau. Enkele lidstaten spraken zich uit voor een procedure waarbij aan de Raad de bevoegdheid tot het vaststellen van uitvoeringshandelingen wordt toegekend (artikel 291 VWEU). De Commissie hield vooralsnog een voorbehoud op dit punt.

2. De verdeling van de tariefopbrengsten onder de nationale bureaus.

De criteria voor de verdeling van de tariefopbrengsten zijn al vastgesteld in de algemene oriëntatie die de Raad in 2009 overeenkwam over de toenmalige verordening Gemeenschapsoctrooi. De meeste lidstaten, waaronder Nederland, drongen er tijdens de Raad op aan dit gebalanceerde akkoord niet open te breken en zo dicht mogelijk bij de toen gemaakte afspraken te blijven. Een aantal lidstaten pleitte echter voor extra criteria (bijvoorbeeld bevolkingsgrootte) en een gegarandeerd vast bedrag van de inkomsten voor alle deelnemende lidstaten.

3. De link tussen het unitair octrooi en de octrooirechtspraak.

Alle lidstaten toonden zich voorstander van het maken van koppeling tussen het unitair octrooi en de inwerkingtreding van het gemeenschappelijk systeem voor de octrooirechtspraak. Ook Nederland benadrukte dat het unitair octrooi niet in werking kan treden voordat een gemeenschappelijk systeem voor de octrooirechtspraak goed functioneert. Een aantal lidstaten benadrukten wel dat de link zodanig moet worden vorm gegeven dat beide trajecten elkaar niet vertragen.

De vertaalverordening

Lidstaten spraken brede steun uit voor het voorstel van de Commissie voor de vertaalregeling. Een grote meerderheid van lidstaten gaf aan niet te willen tornen aan de compromisvoorstellen van eind vorig jaar, waarover brede overeenstemming bestond. Een aantal lidstaten wensten een evaluatie van de kwaliteit van de machinevertalingen voordat de talenverordening in werking treedt. Een enkele lidstaat gaf aan moeite te hebben met de automatische afloop van de overgangsperiode van 12 jaar, waarin er altijd een vertaling van het hele octrooi in het Engels of (indien het octrooi in het Engels is opgesteld) in een andere officiële EU-taal moet worden opgesteld.

De octrooirechtspraak

Lidstaten reageerden positief op de oplossing die de Commissie schetst voor een gemeenschappelijk systeem voor de octrooirechtspraak. Veel lidstaten, waaronder ook Nederland, gaven daarbij expliciet aan dat dit ook de enig denkbare oplossing is. De andere opties, het onderbrengen van de octrooirechtspraak bij het Hof van Justitie en het toekennen van rechtsmacht aan nationale rechtbanken op het grondgebied van alle deelnemende lidstaten, zijn voor het bedrijfsleven niet acceptabel. Een enkele lidstaat toonde zich kritisch over de voorgestelde oplossing van de Commissie en wenste vooralsnog alle opties open te houden.

Conclusie voorzitterschap: extra Raad voor Concurrentievermogen op 27 juni.

Het voorzitterschap concludeerde dat er brede steun is onder de deelnemende lidstaten voor de voorstellen van de Commissie en de aanpak van het voorzitterschap. Het voorzitterschap kondigde een extra ingelaste Raad voor Concurrentievermogen aan op 27 juni, met als doel een gemeenschappelijke benadering over het unitair octrooi en de bijbehorende vertaalregeling. Ten aanzien van de octrooirechtspraak zal het voorzitterschap de discussie in Raadskader voortzetten op basis van de voorgestelde oplossingsrichting van de Commissie.

Lees de volledige brief hier.

 

Verslag extra Raad van 27 juni 2010: During a public session, the Council unanimously agreed on general approaches on two draft regulations implementing enhanced cooperation in the area of unitary patent protection (11328/11). The agreement follows the two proposals submitted by the Commission last April, which contain provisions to implement enhanced cooperation in the area of the creation of unitary patent protection and the outcome of the ministerial debate that took place on 30 May.

The first proposal prescribs how patent holders can obtain European patents with unitary effect that ensures uniform protection for their invention (9224/11), and the second one contains the translation arrangements (9226/11).

The Council authorised the launch of enhanced cooperation in the field of the creation of unitary patent protection on 10 March after having received the European Parliament’s consent to the use of this procedure on 15 February. The enhanced cooperation is a procedure enshrined in the EU treaty that allows a group of countries to adopt new common rules when EU-wide agreement cannot be reached within a reasonable period of time.

The use of enhanced cooperation was requested by 25 out of 27 EU member states with the aim of establishing a unitary patent that will be valid across the territory of the participating member states. All member states except Italy and Spain were in favour of the use of enhanced cooperation.

The main obstacle to the creation of a unitary patent valid throughout the EU (i.e. in all 27 member states) is the lack of unanimity on the number of languages in which the future unitary patent will be valid, hence the recourse to enhanced cooperation.

Enhanced cooperation is open to non-participating countries, and access to the unitary patent on the territory of participating member states will also be available to businesses from non-participating member states.


Lees het volledige verslag hier