Een relatief uitvoerig exposé

12-07-2011 Print this page

B9 9927. Hoge Raad, 8 juli 2011, 10/00642, Conclusie A-G Verkade in Mag Instrument Incorporated tegen Edco Eindhoven B.V. (met dank aan Niels Mulder, DLA Piper).

Auteursrecht. (Vorm)merkenrecht. Slaafse nabootsing. Zaklampen. Nieuw, maar als altijd zeer leesbaar, Verkade-album (38 pagina’s) in cassatie na Gerechtshof Amsterdam, 20 oktober 2009, B9 8286, waarin het hof oordeelde dat de vormmerken m.b.t. de zaklampen van Mag Instrument geen inherent onderscheidend vermogen hebben en dat, waar zij overeenstemmen met de alu-zaklamp van Edco, ook niet door inburgering hebben kunnen verkrijgen (wezenlijke waarde / functioneel bepaald). Daarnaast oordeelde het hof dat er op grond van art. 2 lid 7 Berner Conventie geen sprake was van auteursrechtelijke bescherming en geen slaafse nabootsing op grond van Art. 14 lid 8 BTMW.

Eerst even heel kort: A-G Verkade kiest m.b.t. tot art 2 lid 7 BC, ‘onder aantekening dat een afweging mij niet meeviel,’ voor het door het hof verkozen systeem van de concrete toetsing van de auteursrechtelijke bescherming van het werk in het alnd van oorsprong (in tegenstelling tot de abstracte toetsing van werken van toegepaste kunst in het algemeen). Met betrekking tot de vormmerken sluit de A-G zich aan bij het oordeel van het hof dat het waar de zaklampen onderling zouden afwijken, het voornamelijk gaat om ‘vormafwijkingen die door hun fraaiheid in belangrijke mate de wezenlijke (markt)waarde van de zaklampen bepalen en/of die functioneel zijn bepaald.’ En over de slaafse nabootsing concludeert A-G Verkade dat het nuttig zou zijn om prejudiciële vragen te stellen aan het Benelux-Gerechtshof waar het overgangsrecht na schrapping van artikel 14 lid 1 (oud) BTMW betreft, in het bijzonder met betrekking tot (gesteld namakende) handelingen verricht voor het tijdstip van inwerkingtreding van het Protocol tot wijziging van de BTMW.

Lees de volledige conclusie hier.