Een selectief distributiestelsel

13-10-2011 Print this page
B915235

B9 10270. HvJ EU, 13 oktober 2011, zaak C-439/09, Pierre Fabre Dermo-Cosmétique SAS tegen  Président de l'Autorité de la Concurrence (Prejudiciële vragen Cour d’appel de Paris).

Distributieovereenkomsten. Prejudiciële vragen over beperking tot verkoop in apotheken van bepaalde cosmetica- en huidverzorgingsgproducten, “Een bepaling in een selectieve distributieovereenkomst die de distributeurs van de onderneming Pierre Fabre Dermo-Cosmétique verbiedt om haar producten via internet te verkopen, heeft de strekking de mededinging te beperken, behalve wanneer deze bepaling objectief gerechtvaardigd is. Een dergelijk verbod kan niet voor een groepsvrijstelling in aanmerking komen, maar onder bepaalde voorwaarden wel voor individuele vrijstelling. Het Hof oordeelt ook dat de noodzaak om het prestigieuze imago van de producten van PFDC in stand te houden, geen objectieve doelstelling om de mededinging te beperken kan zijn.

Met betrekking tot de overeenkomsten die een selectief distributiestelsel vormen, heeft het Hof reeds opgemerkt dat deze de mededinging op de gemeenschappelijke markt noodzakelijkerwijs beïnvloeden. Dergelijke overeenkomsten moeten, bij gebreke van een objectieve rechtvaardiging, worden geacht „naar hun strekking” de mededinging te beperken. Een selectief distributiestelsel is echter met het recht van de Unie in overeenstemming, mits de distributeurs worden gekozen aan de hand van objectieve criteria van kwalitatieve aard, die uniform voor alle distributeurs worden vastgesteld en niet discriminerend worden toegepast, mits de eigenschappen van het betrokken product een dergelijk stelsel vereisen om de kwaliteit ervan in stand te houden en een juist gebruik ervan te verzekeren en, tot slot, de vastgestelde criteria niet verder gaan dan noodzakelijk is.

Na eraan te hebben herinneren dat het de taak van de verwijzende rechter is om te onderzoeken of de contractbepaling die elke vorm van verkoop via internet in feite verbiedt gerechtvaardigd kan worden door een legitiem vereiste, geeft het Hof hem in dat verband de uitlegging van het recht van de Unie die hem in staat moet stellen uitspraak te doen.

Zo benadrukt het Hof dat het wat het vrije verkeer betreft, de argumenten betreffende de noodzaak om op de persoon toegesneden advies te geven en deze te beschermen tegen een onjuist gebruik van de producten, in het kader van de verkoop van receptvrije geneesmiddelen en contactlenzen niet heeft aanvaard als rechtvaardiging voor een verbod van verkoop via internet. Het Hof oordeelt ook dat de noodzaak om het prestigieuze imago van de producten van PFDC in stand te houden, geen objectieve doelstelling om de mededinging te beperken kan zijn.

Ten aanzien van de mogelijkheid voor de selectieve distributieovereenkomst om voor een groepsvrijstelling in aanmerking te komen, herinnert het Hof eraan dat deze vrijstelling niet van toepassing is op verticale overeenkomsten die ertoe strekken actieve verkopen of passieve verkopen aan eindgebruikers door de op het detailhandelsniveau werkzame leden van een selectief distributiestelsel te beperken. Een contractbepaling die in feite het gebruik van internet als verkoopmethode verbiedt, heeft op zijn minst de strekking tot beperking van passieve verkopen aan eindgebruikers die via internet willen kopen en zich buiten het verzorgingsgebied van een lid van het selectieve distributiestelsel bevinden. De groepsvrijstelling is dus niet op deze overeenkomst van toepassing.

Een dergelijke overeenkomst kan daarentegen individueel voor toepassing van de wettelijke uitzondering in artikel 101, lid 3, VWEU in aanmerking komen, indien de verwijzende rechter vaststelt dat aan de voorwaarden van die bepaling is voldaan.

 

IEPT20111013, HvJEU, Pierre Fabre Dermo-Cosmetique


Lees het perscommuniqué hier .