Niet bij voorbaat onaannemelijk

23-02-2012 Print this page

B9 10834. Rechtbank Rotterdam, sector kanton, 7 april 2010, LJN: BV6681 (Arbeidsovereenkomst Noten & Zuidvruchtenhandel).

Auteursrecht. Arbeidsrecht. Gestedl werkgeversauteursrecht. Vonnis uit 2010, vandaag gepubliceerd. Verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst algemeen directeur, vanwege een conflict over de IE-rechten op een nieuwe verpakking voor noten en zuidvruchten (‘het cupje van Perry’).

Verweerder stelt de nieuwe verpakking zelfstandig, in eigen tijd en op eigen kosten te hebben ontworpen. Hij heeft zijn ontwerp op eigen kosten als merk en model laten registreren en het auteursrecht zou aan hem toekomen. Verzoekster stelt dat verweerder weliswaar betrokken is geweest bij de ontwikkeling van een nieuwe verpakking, maar dat de eigendom en alle rechten bij verzoekster, uit hoofde van haar werkgeverschap. Verzoekster heeft verweerder op non-actief gesteld en heeft IE-bodemprocedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank Den Haag en verzoekt i.c. de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

De kantonrechter acht de lezing over de IE-rechten van verweerder echter niet bij voorbaat onaannemelijk en wijst het verzoek tot ontbinding om dringende redenen (wanprestatie) af, maar concludeert wel dat vruchtbare voortzetting van de arbeidsrelatie niet reëel lijkt en ontbindt de overeenkomst op die gronden (met een vergoeding van € 210.600,-).

7.4 De kantonrechter is van oordeel dat op basis van de thans voorliggende gegevens niet valt vast te stellen wie de rechthebbende is en ook dat duidelijkheid hierover noodzakelijk is om de primaire grondslag van het verzoek van verzoekster te kunnen toetsen (…) Nu de door verzoekster aan de primaire grondslag van haar verzoek ten grondslag gelegde feiten alle door verweerder gemotiveerd zijn betwist, diens lezing niet bij voorbaat onaannemelijk voorkomt en verzoekster zich verzet tegen nadere bewijsgaring, moet de conclusie zijn dat van de juistheid van het door verzoekster gestelde feitencomplex onvoldoende is gebleken. Het primaire verzoek kan dan ook niet worden toegewezen.

7.5 Het subsidiaire verzoek van verzoekster en het tegenverzoek van verweerder komen in zoverre met elkaar overeen, dat zij beide uitgaan van veranderde omstandigheden die maken dat een vruchtbare voortzetting van de arbeidrelatie niet reëel lijkt. De kantonrechter deelt die inschatting van partijen en de arbeidsovereenkomst van verweerder zal dan ook worden ontbonden.

7.6 (…) Nu partijen eendrachtig zijn in hun wens tot beëindiging, er onvoldoende aanknopingspunten zijn waar het de verwijtbaarheid betreft en de voor verweerder door de beëindiging resulterende situatie in beide gevallen gelijk zal zijn, ziet de kantonrechter geen aanleiding de hoogte ervan te differentiëren al naar gelang de indiener van het verzoek. (…)
Al met al resulteert een vergoeding ter hoogte van € 210.600,--.

Lees het vonnis hier. Afbeelding: promofruit, noten en fruit met logo's.