Over de status van de e-sigaret

30-12-2011 Print this page

B9 10606. Kamerstukken Tweede Kamer. Kamerstuk 32793 nr. 10. Brief minister Schipper (VWS) over de wettelijke status van de zogenaamde elektronische sigaret.

Reclamerecht. Geneesmiddelen. Tabakswet. “Ik acht het om redenen van consistentie en rechtszekerheid dan ook redelijk om de nicotinehoudende e-sigaret definitief aan te merken als geneesmiddel in de zin van de Nederlandse Geneesmiddelenwet.”

Mijn ambtsvoorganger oordeelde dat het wenselijk is dat eerst meer afstemming tussen de lidstaten van de EU werd bereikt alvorens een definitief standpunt in te nemen over de status van de e-sigaret. Mede hierom is destijds ook besloten tot een ‘proportioneel handhavingsbeleid’ door de IGZ. Dit houdt in dat de IGZ niet optreedt tegen de handel in de e-sigaret, maar dat voor de nicotinehoudende e-sigaret geen reclame mag worden gemaakt. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag oordeelde in een kort geding dat het voorlopig aanmerken van de e-sigaret als geneesmiddel “niet zonder grond is” en dat het proportioneel handhavingsbeleid redelijk is.

(…) De Europese Commissie heeft in haar oriënterende nota wel aangegeven dat e-sigaretten die geen tabak bevatten niet vallen onder de Tabaksrichtlijn. Voorzover bekend bevatten de e-sigaretten die in Nederland verhandeld worden geen tabak (maar uitsluitend al dan niet nicotine). Om die reden valt de e-sigaret in Nederland niet onder de Tabakswet. De nicotineloze e-sigaret valt onder de Warenwet.

Het ziet er niet naar uit dat er voornemens bestaan om de tabaksloze e-sigaret op enigerlei wijze mee te nemen bij de wijziging van de Tabaksrichtlijn, die op stapel staat, noch vallen andere nieuwe ontwikkelingen te verwachten. Onder deze omstandigheden zijn er geen goede redenen meer om in Nederland nog langer te wachten met het geven van een definitieve visie op de status van de e-sigaret. Het is niet wenselijk als hierover onnodig en langdurig onzekerheid blijft bestaan.

De e-sigaret is in Nederland in 2007 aangemerkt als geneesmiddel op basis van het toedieningscriterium. Hiervoor zijn inhoudelijke redenen aangedragen die door de rechter zijn getoetst en niet ongegrond zijn geacht. Er zijn nadien geen nieuwe inzichten opgekomen die zouden kunnen leiden tot een andere argumentatie of een andere waardering van de status van de e-sigaret. Ik acht het om redenen van consistentie en rechtszekerheid dan ook redelijk om de nicotinehoudende e-sigaret definitief aan te merken als geneesmiddel in de zin van de Nederlandse Geneesmiddelenwet.

Dit betekent dat de e-sigaret slechts in de handel mag zijn met een vergunning van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Zolang geen vergunning is verleend is de handel in de e-sigaret dus verboden. Ook handel via het internet is niet toegestaan, evenmin als reclame voor de nicotinehoudende e-sigaret. Ik heb de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) verzocht hierop te gaan toezien.

Lees de gehele brief hier.