Voor opsporingsdoeleinden gebruikt

01-12-2011 Print this page

B9 10488. HvJ EU, 1 december 2011, zaak C‑145/10, Eva-Maria Painer tegen Standard Verlags GmbH, Axel Springer AG c.s (prejudiciële vragen Handelsgericht Wien, Oostenrijk).

“Een portretfoto geniet dezelfde auteursrechtelijke bescherming als ieder ander werk. De media mogen een dergelijke foto echter zonder toestemming van de auteur openbaar maken indien zij in het kader van een rechercheonderzoek openbaar wordt gemaakt om de politie te helpen bij een opsporingsonderzoek

Auteursrecht. Portretfoto’s Natascha Kampusch. Na de ontsnapping van Kampusch aan haar ontvoerder gebruiken de gedaagde krantenuitgevers foto’s van Kampusch die voor haar ontvoering zijn gemaakt door een schoolfotograaf. Na haar vermissing zijn de foto’s door de politie voor gebruikt voor opsporingsdoeleinden. Ook maakten de kranten, bij gebrek aan actuele foto’s,  gebruik van montagefoto’s die op de oude foto’s gebaseerd waren. 

Welke beperkingen en restricties ex Artikel 5 Auteursrechtrichtlijn zijn van toepassing? Is een persbericht waarin een beschermd werk of ander materiaal wordt geciteerd, geen auteursrechtelijk beschermde tekst? Moet bij het geciteerde beschermde werk of andere materiaal de naam van de auteur of van de uitvoerend kunstenaar vermeld worden? Mogen de media foto’s door de politie zijn of worden gebruikt voor opsporingsdoeleinden zelf ook openbaar maken? Mag op dergelijke foto’s gebaseerde montagefoto zonder toestemming van de auteur in openbaar worden gemaakt in de media? Genieten fotografische werken en/of foto’s, in het bijzonder portretfoto’s, een „zwakkere” of in het geheel geen auteursrechtelijke bescherming tegen bewerkingen, omdat zij als „realistische opname” te weinig vormgevingsmogelijkheden bieden?

Het Hof stelt vast dat de auteur van een portretfoto bij het maken daarvan op verschillende manieren en op verschillende momenten zijn vrije en creatieve keuzes zal kunnen maken. In de voorbereidende fase kan de auteur de enscenering, de pose van de te fotograferen persoon of de belichting kiezen. Bij het nemen van de portretfoto kan hij de camera-instelling, de invalshoek of de gecreëerde sfeer kiezen. Bij het ontwikkelen van het cliché tot slot kan de auteur kiezen tussen diverse technieken, of in voorkomend geval software gebruiken.

Met die diverse keuzes is de auteur van een foto dus in staat, zijn werk een „persoonlijke noot” te geven. Een portretfoto valt dus onder de bescherming van het auteursrecht wanneer zij de uitdrukking vormt van de creatieve vaardigheden van de auteur ervan. Het Hof voegt daaraan toe dat die bescherming dezelfde is als de bescherming die andere werken, fotografische werken daaronder begrepen, genieten.

Vervolgens herinnert het Hof eraan dat volgens het recht van de Unie de omvang van de bescherming van het auteursrecht bij wijze van uitzondering kan worden beperkt wanneer het beschermde werk wordt gebruikt in het belang van de openbare veiligheid, meer in het bijzonder in het kader van een rechercheonderzoek ter opsporing van een persoon. Dienaangaande geeft het Hof aan dat alleen de Staten – en niet de persuitgevers – de openbare veiligheid kunnen verzekeren en daarvoor verantwoordelijk zijn door daartoe maatregelen te treffen als de verspreiding van een opsporingsbericht.

Het kan echter niet worden uitgesloten dat een persuitgever in individuele gevallen tot de bereiking van een doel van openbare veiligheid kan bijdragen door bij voorbeeld een foto van een gezochte persoon te publiceren. Wel moet het initiatief daartoe worden genomen in het kader van een actie van de bevoegde nationale autoriteiten en in overleg en in coördinatie met die autoriteiten, om te voorkomen dat de uitvoering van de door deze laatste getroffen maatregelen wordt belemmerd. Het Hof preciseert tevens dat in het kader van een rechercheonderzoek een foto kan worden gepubliceerd zonder dat daaraan een concrete, actuele en uitdrukkelijke oproep van de met de veiligheid belaste autoriteiten is voorafgegaan.

Voor het citeren van beschermde werken brengt het Hof in herinnering dat werken die reeds rechtmatig toegankelijk zijn gemaakt voor het publiek mogen worden geciteerd op voorwaarde dat de bron, daaronder begrepen de naam van de auteur, wordt vermeld, tenzij dat onmogelijk is.

In dat verband antwoordt het Hof op de argumenten van de persuitgevers dat zij de foto’s van mevrouw Painer van een persbureau hebben gekregen, maar de auteur niet konden achterhalen en diens naam niet op de foto’s hebben kunnen aanbrengen. Volgens het Hof had het persbureau – tenzij dit de foto’s onrechtmatig, dat wil zeggen zonder de toestemming van de auteur in zijn bezit had gekregen – de uitgevers de naam van de auteur moeten meedelen, waarna de uitgevers die naam ook in hun kranten hadden moeten vermelden.

Volgens het Hof kan niet worden uitgesloten dat de litigieuze foto’s door de nationale met de veiligheid belaste autoriteiten openbaar zijn gemaakt. In dat geval hoefde de naam van de auteur niet te worden vermeld. In die situatie hoeft, voor zover de naam van de auteur niet is vermeld, enkel de bron van die foto’s en niet tevens de naam van de auteur te worden vermeld.

Lees het perscommuniqué hier en het arrest hier.