A-G Drijber: cassatiemiddel over procesvolmacht eiseres tot cassatie slaagt

11-07-2019 Print this page
B915803

Conclusie A-G Drijber inzake NZO v Alpro.

 

Procesrecht. Cassatie in geschil over de vraag of Alpro met de door haar gebruikte verpakkingen van diverse sojaproducten en de wijze waarop zij deze producten aan de consument presenteert, handelt in strijd met een aantal bepalingen die met ingang van 1 januari 2014 zijn opgenomen in Verordening (EU) nr. 1308/2013 en die tot 1 januari 2014 waren opgenomen in Verordening (EG) nr. 1234/2007 inzake het gebruik van specifieke benaming van melk- en zuivelproducten. Het hof Den Haag (IEPT20171219) oordeelde dat Alpro de voorbehouden zuivelbenamingen mag gebruiken om aan te geven dat haar sojaproducten hier een alternatief voor zijn. De conclusie strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep en gedeeltelijke vernietiging van het incidenteel cassatieberoep. Enkele citaten:

 

“5.26 Alleen de klacht dat het oordeel dat “ [verweerster] niet (voldoende) gemotiveerd heeft betwist dat de advocaat van [eiseres] bevoegd was tot het ondertekenen van deze procesvolmacht namens de daarin genoemde leden van [eiseres] ” onbegrijpelijk is in het licht van hetgeen [verweerster] daarover bij pleidooi in hoger beroep heeft aangevoerd, behoeft bespreking. Ik acht die klacht gegrond. Genoemd oordeel is namelijk onbegrijpelijk in het licht van wat [verweerster] gemachtigde heeft opgemerkt in punt 35 (iii) van zijn pleitaantekeningen (zie hiervoor, 5.3). [verweerster] heeft, in beleefde termen, het bestaan van volmachten van de leden van [eiseres] aan mr. Stöpetie expliciet betwist. Die betwisting acht ik voldoende gemotiveerd. Van [verweerster] kon in de gegeven omstandigheden niet worden verwacht dat zij meer zou aanvoeren.100

 

5.27 Ik merk op dat het een kleine moeite was geweest die volmachten, aannemende dat zij bestaan, over te leggen of althans daarvan een kopie aan de advocaat van [verweerster] te doen toekomen. Klaarblijkelijk is dat niet gebeurd, omdat anders niet goed valt te begrijpen dat hier in cassatie debat over is. Indien de volmachten onverhoopt niet bestaan, dan had [eiseres] daar mogelijk een goede reden voor kunnen geven. Het procesdossier bevat echter geen proces-verbaal van de zitting in appel zodat ook daar niet uit valt af te leiden of [eiseres] ter zitting mogelijk een plausibele reden geeft gegeven waarom geen volmachten konden of hoefden te worden overgelegd. Kennelijk heeft het hof partijen geen proces-verbaal van de zitting toegezonden en heeft [eiseres] het p-v ook niet opgevraagd.

 

5.28 Onderdeel d slaagt dus op de grond genoemd in 5.26.

 

Onderdeel e

 

5.29 De veegklacht van onderdeel e deelt het lot van de voorgaande slaagt dus gedeeltelijk.

 

5.30 Het oordeel dat [eiseres] op grond van de procesvolmacht bevoegd was namens haar leden schadevergoeding te vorderen kan niet in stand blijven, nu niet is gebleken dat de ondertekenaar van die procesvolmacht over een volmacht beschikte van ieder van de leden van [eiseres] . Dit tast de geldigheid van de procesvolmacht aan. Nu ik bovendien hiervoor in 5.14 heb geconcludeerd dat (ook) de vorderingen tot een verklaring voor recht ten behoeve van de leden van [eiseres] berusten op de procesvolmacht, kunnen ook de twee gegeven verklaringen voor recht in zoverre niet in stand blijven.”

 

Lees de conclusie hier.