A-G Emiliou: artikel 24, lid 4, van de Brussel I bis niet van toepassing is op de geldigheid van een in een derde staat geregistreerd octrooi

26-09-2024 Print this page
Auteur:
Birgit Kunst-Verboon
B916710

A-G behandelt in zijn conclusie de derde vraag in  Zaak C-339/22. BSH Hausgeräte:

 

3. Dient artikel 24, lid 4, van de Brussel I-verordening aldus te worden uitgelegd dat het van toepassing is op een gerecht van een derde land, dat wil zeggen in de onderhavige zaak aldus dat ook aan een gerecht in Turkije exclusieve bevoegdheid wordt toegekend ten aanzien van het gedeelte van het aldaar geldig verklaarde Europese octrooi? samenvatting minbuza.nl

 

 

De A-G concludeert dat die bepaling niet van toepassing is op de geldigheid van een in een derde staat geregistreerd octrooi. Gerechten van lidstaten die krachtens een andere regel van die verordening bevoegd zijn, kunnen er evenwel van afzien om over die kwestie uitspraak te doen.

 

Een andere lezing is volgens de A-G in strijd met het internationaal gewoonterecht welke de rechterlijke bevoegdheid van de staten(„adjudicatory jurisdiction”) in burgerlijke en handelszaken afbakent. Een staat kan in wezen uitsluitend aanspraak maken op een dergelijke bevoegdheid wanneer er tussen hem en een gegeven geschil een toereikend aanknopingspunt bestaat, dat van territoriale of nationale aard kan zijn. De woonplaats van de verweerder geeft een toereikend aanknopingspunt en doet daarmee geen afbreuk aan de soevereiniteit van de betrokken derde staat.

 

Anders wordt dit als de gerechten van een lidstaat uitspraak doen over bepaalde geschillen in burgerlijk handelszaken waarbij een andere staat betrokken is, zelfs wanneer de verweerder in kwestie woonplaats op het grondgebied van een eerstgenoemde staat heeft. Dit geldt in het bijzonder voor de registratie of geldigheid van octrooien.

 

Het is namelijk een evident beginsel van gewoonterecht dat een staat zich niet kan mengen in de werking van de overheidsdiensten, zoals Bureaus van Intellectuel Eigendom (BIE's), van eenandere staat. Net zoals een staat een buitenlandse instantie niet via zijn gerechten kan gelasten eenhandeling vast te stellen, kan hij evenmin de door die instantie vastgestelde handelingen wijzigen of nietig verklaren.

 

Conclusie A-G N. Emiliou