A-G Hartlief concludeert tot verwerping cassatieberoep Pretium

11-06-2019 Print this page
B915768

Conclusie A-G Hartlief, 3 mei 2019, Pretium

Cassatie tegen het arrest van het hof Den Haag van 23 januari 2018 waarin het hof (onder andere) de vordering tot verwijdering van het gehele webboek af heeft gewezen omdat de overgelegde passages in vergelijking met het gehele dossier een te klein onderdeel vormen om op één gesteld te worden.

Volgens Pretium heeft het hof de vorderingen van Pretium verkeerd begrepen, namelijk dat Pretium de verwijdering heeft gevorderd van het geheel aan publicaties van verweerder over Pretium op internet, waaronder het integrale “Dossier Pretium”, ook wel ‘webboek’ genoemd.  

 

A-G Hartlief concludeert tot verwerping van het cassatieberoep. Naar het oordeel van de A-G heeft het hof het door Pretium gevorderde uitgelegd in het licht van grief 4.2 en de toelichting daarop in de memorie van grieven en de pleitnota van Pretium. De uitleg is niet onbegrijpelijk, aangezien in deze processtukken stelt Pretium immers zelf dat de voorzieningenrechter ten onrechte ervan uitgegaan is dat individuele tekstfragmenten op onrechtmatigheid zouden moeten worden getoetst in plaats van het webboek als geheel alsook dat zij ongerechtvaardigd zouden worden benadeeld indien van ieder tekstfragment zou moeten worden aangetoond dat de inhoud onrechtmatig is. Het hof kan hierin redelijkerwijs lezen dat Pretium de verwijdering vordert van het geheel aan publicaties van verweerder op het internet over Pretium. De omstandigheid dat het hof de memorie van grieven en de pleitnota op dezelfde wijze heeft uitgelegd als verweerders die hebben begrepen, bevestigt dat de uitleg van het hof niet onbegrijpelijk is.

 

A-G Hartlief concludeert dat onderdeel 2 evenmin kan slagen. Voor zover het hof met zijn oordeel in rov. 4. en 13. van het bestreden arrest niet het oog had op een eiswijziging van Pretium, maar op een uitleg van de vorderingen van Pretium, geldt volgens onderdeel 2 dat het oordeel van het hof onbegrijpelijk is in het licht van het vonnis van de voorzieningenrechter en het partijdebat in hoger beroep. Zoals in randnummer 3.12 is toegelicht, mocht het hof de vorderingen van Pretium zo begrijpen dat Pretium niet ook (subsidiair) verwijdering heeft gevorderd van onrechtmatige passages uit de publicaties van verweerder. De A-G had al aangegeven dat de voorzieningenrechter weliswaar individuele passages uit het webboek beoordeelt, maar dat dat nog niet betekent dat de voorzieningenrechter dat in het kader van een subsidiaire vordering heeft gedaan. Dit valt ook moeilijk te rijmen met de overweging van de voorzieningenrechter dat Pretium in ieder geval vordert dat de publicaties die zijn aangeduid als “Dossier Pretium” worden verwijderd.

 

Lees de conclusie hier.

 

Arrest hof: IEPT20180123, Hof Den Haag, Pretium

 

Vonnis voorzieningenrechter: IEPT20161129, Rb Den Haag, Pretium v Olsthoorn.