A-G Szpunar: verhuur van met radio uitgeruste auto's vormt geen mededeling aan het publiek

15-01-2020 Print this page
B915943

C-753/18 Stim et SAMI. Prejudiciële vragen. Högsta domstolen – Zweden.

 

De Zweedse rechter heeft aan het HvJEU gevraagd of de verhuur van auto’s die standaard zijn uitgerust met een radio een “mededeling aan het publiek’ vormt, en of daarbij van belang is wat de omvang en de duur van de verhuur is. Volgens de A-G is in dit geval van een mededeling aan het publiek geen sprake.

 

De A-G overweegt dat autoverhuurmaatschappijen geen enkele interventie verrichten die rechtstreeks betrekking heeft op de werken die worden uitgezonden en die door hun klanten eventueel kunnen worden beluisterd met behulp van de radio waarmee de huurauto’s zijn uitgerust. Deze maatschappijen beperken zich ertoe, aan hun klanten voertuigen ter beschikking te stellen die door de producenten ervan zijn uitgerust met een radio.

 

De in de voertuigen geïnstalleerde radio’s zijn zo ontworpen dat zij in staat zijn om zonder verdere tussenkomst radio te ontvangen die toegankelijk is in het gebied waarin zij zich bevinden. De enige mededeling aan het publiek is dus die welke wordt verricht door de omroeporganisaties. Er is volgens de A-G geen sprake van een daarop volgende mededeling aan het publiek, met name door de autoverhuurmaatschappijen.

 

Rechthebbenden hebben bij het verlenen van toestemming voor de uitzending van beschermde werken waarvoor zij houders van auteursrechten of naburige rechten zijn, noodzakelijkerwijs rekening moeten houden met alle gebruikers die beschikken over een radio en die zich in het ontvangstgebied van de doorgifte bevinden, met inbegrip van de radio’s die in voertuigen zijn geïnstalleerd en ongeacht de wijze waarop deze voertuigen worden gebruikt.

 

De rol van de autoverhuurmaatschappijen beperkt zich dus tot de loutere beschikbaarstelling van fysieke faciliteiten om een mededeling aan het publiek mogelijk te maken, wat volgens overweging 27 van de auteursrechtrichtlijn geen dergelijke mededeling vormt, zo stelt de A-G.

 

In het kader van de vraag of de omvang en duur van de verhuur van belang is, overweegt de A-G voor het geval dat het Hof de eerste vraag wel bevestigend beantwoordt dat wanneer de verhuur een permanent karakter heeft, het aantal opeenvolgende klanten groot genoeg is om de drempel van een onbeduidend aantal te overschrijden, waardoor sprake is van een publiek. Ook de duur van de verhuur is naar het oordeel van de A-G niet van belang.

 

Lees de conclusie hier.